TONEELWEEK: IN WORDS

Toneel 2013

 

Een foto gemaakt door iemand in het publiek

Zoals jullie waarschijnlijk wel gemerkt hebben is het even behoorlijk rustig geweest op mijn blog. Dat heeft maar één reden: ik zit in de uitvoeringsweek van het schooltoneel. Van zondag tot en met zaterdag ben ik daar mee bezig geweest. Een behind the scenes filmpje komt eraan, maar ik wil alvast in woorden laten weten hoe het allemaal gegaan is.

Dinsdagavond – generale. Het ging gewoon bagger. Met de techniek ging het mis en ik en mijn medespelers zaten niet echt lekker in de flow. ‘Ach ja, de generale gaat toch altijd fout?’ zeiden we bij wijze van geruststelling. Maar stiekem was ik niet zo gerustgesteld als ik me voordeed. Bij de andere groep ging alles heel goed. Bij ons was het alsof we pas over een maand ons eerste optreden zouden hebben. Wat duidelijk niet het geval was: één dag na de generale was de première al.

Daar zaten we dan, op het podium. Het publiek stroomde binnen. Ik probeerde me mijn eerste zin te herinneren. Het lukte niet. Echter, toen ik hem moest zeggen floepte hij mijn mond uit voor ik er erg in had. De voorstelling ging super. En ik kan het niet laten om dit in caps-lock te typen: HET IS ZO LEUK! Een beetje verslavend, misschien zelfs wel. De gezelligheid van tevoren, elkaar lichtelijk gek maken met je zenuwen, elkaars haren en make-up doen, opwarmen, concentratieoefeningen doen, weer uit je concentratie raken omdat je keihard moet lachen. Het spelen zelf is natuurlijk het allerleukst. Voor ons stuk was het erg belangrijk om ‘de vaart erin te houden’, zoals onze regisseuse het altijd noemt. Nou, volgens mij is dat wel gelukt. Tussen de eerste en de laatste zin zaten maar tien minuten. Althans, zo leek het – mijn horloge vertelde me dat het toch echt drie kwartier geduurd heeft.

Het leukste uit het stuk vind ik het eerste deel. Alle spelers zijn hetzelfde personage: Lynn. Een paar woorden om haar te beschrijven: extreem zelfverzekerd, stoer,, arrogant, ondeugend – ze heeft schijt aan de wereld. Een beetje een hipster is ze. Ze wil heel graag laten zien wie ze is, en hoeveel lef ze wel niet heeft. Daarom beginnen we met een spelletje ‘doen, durven of de waarheid’. Er komt een hoop voorbij. ‘Stel, je bent zwanger en moet plots bevallen. Zou je dat dan hier op het podium durven doen?’ Natuurlijk, geen probleem. ‘Wie durft er toe te geven dat hij een scheet heeft gelaten in de tijd dat hij hier zit.’ Ja, ik dacht al, ik ruik iets. Misschien die mevrouw op de vierde rij? Met die rode sjaal? Ja, doe maar niet alsof uw neus bloedt!’

We gaan van durven naar doen. ‘Durf jij op de schoot te gaan zitten bij… die mevrouw daar?’ Dat durven we, en dat gebeurt dan ook. ‘Durf jij het telefoonnummer te vragen van… die jongen?’ Pen en papier in de aanslag, het nummer wordt genoteerd. ‘Durf jij die jongen daar op de mond te zoenen?’ Geroezemoes in het publiek. Gaan ze dit echt doen? Nee. Of toch wel? Die andere dingen hebben ze ten slotte ook gedaan… Uit een broekzak verschijnt een felroze lippenstift. Heel precies stift mijn medespeelster haar lippen. De jongen in kwestie verliest ze geen moment uit het oog. Een glimlach, een knipoog. Hij krijgt het steeds warmer. Lippenstift terug in de zak en ze begint te lopen. De jongen weet niet meer waar hij moet kijken. Dan staat ze voor hem. ‘Moet ik gaan staan?’ vraagt hij. Het publiek lacht. Mijn medespeelster niet. ‘Wat jij wilt.’ Ze pakt zijn hoofd tussen haar handen en buigt zich voorover. ‘Had hij gewild!’

Ook ik mag zo’n scène spelen. ‘Durf jij een emmer water over iemand heen te gooien?’ Ik kijk naar de emmer. Ik kijk naar het publiek. Ik glimlach, pak de emmer en begin te lopen. Ik scan de hoofden, wie ga ik kiezen. Ik zie mijn vriendinnen en familie wegduiken onder hun jassen. (Ik had ze allemaal verteld een poncho mee te nemen.) Dan kies ik mijn slachtoffer, links op de hoek. Met vlugge passen loop ik er heen. Ik pak de emmer in twee handen en blijf diegene aankijken. De emmer komt steeds hoger. Plots gooi ik hem, in één vlugge beweging. Er is absoluut iemand nat geworden. Maar misschien niet de persoon die je verwachtte.

Een nadeeltje van dit alles: het is redelijk slopend. Ten eerste is het lastig om mijn concentratie erbij te houden tijdens de lessen. Er schiet van alles door mijn hoofd: ‘Niet vergeten dit mee te nemen!’ ‘Hoe laat moeten we ook alweer aanwezig zijn?’ Je zult waarschijnlijk begrijpen: voor lesstof heb ik geen ruimte meer. Daarnaast slaap ik gewoon slecht, omdat ik steeds superdruk ben na zo’n voorstelling. Deels door de adrenaline (denk ik?), deels door een klein suikeroverschot. De dag daarna moet je gewoon weer naar school. Gelukkig wordt er wel rekening mee gehouden. Eigenlijk in de vorm van huiswerkvrij en het eerste uur vrij na de voorstellingen. Maar ook op andere manieren. ‘Ik was bij wiskunde tegen de muur in slaap gevallen.’ zei medespeelster Babs. ‘Echt? En toen? Werd je docent boos?’ ‘Nee, hij heeft me gewoon laten slapen.’

Vandaag is de laatste bijeenkomst. Helaas geen voorstelling meer – nee, we moeten alles op gaan ruimen. Ook dat moet gebeuren. En eigenlijk is het ook wel gezellig, om iedereen nog even te zien. Ook een mooi moment om iedereen te overtuigen dat ze volgend jaar weer mee moeten doen!

SNAPSHOT: YOU’RE BEING SHADOWED

IMG_8792

Ik heb het nogal druk gehad deze week (en heb ook nog een drukke week voor de boeg), vandaar dat het iets stiller is hier op mijn blog. Toch wil ik dingen blijven plaatsen, omdat ik dan ook nog eens wat anders doe dan huiswerk maken of aan andere verplichtingen voldoen. Korte berichtjes plaatsen, dat is het beste. En hoe kan dat beter met snapshots? Laatst zat ik ’s avonds op mijn kamer te tekenen. Mijn felle bureaulamp stond aan en deze pop gebruikte ik als model. Dat leverde de volgende plaatjes op.

IMG_8801IMG_8775

Deze laatste is heel vaag door verkeerde scherpstelling, maar ik vind ‘m op de één of andere manier toch wel mooi!

SNAPSHOT: NEON BELTS

IMG_8744IMG_8734

Vorig jaar maakte ik iedere dag een foto voor mijn 366 Project. Soms was het zoeken. Huisgenoten werden ingeschakeld (‘Zo, en wat wordt de foto van vandaag?’), last minute vond ik dan nog iets, vlak voordat ik ging slapen. Soms ging het juist heel makkelijk: dan kwam de foto gewoon vanzelf. Vaak was het een heel random iets, wat ik elke dag zag, maar waarvan me nooit was opgevallen hoe goed het zou zijn voor een foto. Het project is nu afgelopen, maar nog steeds zie ik af en toe zo’n ‘plaatje’. Project of niet – ik kan het dan gewoon niet laten en maak ik snel even een foto. (Al loopt dat ‘snel’ vaak een beetje uit de hand. ‘Oh, dit is mooi, dat is nog beter, iets ander licht…’ En dan ben je twintig minuten verder.)

PICTURE THIS: EARRINGS

IMG_8657

Wanneer ik een jaar of zeven was had ik één grote wens. De meeste kinderen van die leeftijd willen astronaut worden, zwemmen met dolfijnen of kunnen toveren, maar ik niet. Ik wilde gaatjes in mijn oren. Mij werd verteld dat het wel mocht, maar dat ik er eerst eens even goed over na moest denken. Ongeveer elke dag zei ik: ‘Mama, ik heb er echt héél goed over nagedacht.’ Op een bepaald moment was het zover: het mocht. Ik zie mezelf nog zitten, op de toonbank bij de juwelier. Ik koos mijn knopjes uit (witte bloemetjes met een roze hartje. Ahww….). Binnen drie seconden was het gepiept, dolblij sprong ik op de grond. Een dag later zat ik in een cabriolet, met mijn handen over mijn oren. Ik was bang dat mijn oorbellen uit zouden waaien.

Al snel merkte ik dat ze er echt niet zomaar uitgingen, en dat was ook de bedoeling: zes weken moest ik ze inhouden voor ik mocht wisselen. Zes weken waarin ik constant aan die bloemetjes zat te frunniken en elke avond braaf Sterilon op mijn oorlellen druppelde. In de winkels lonkten allerlei prachtige paren. En eindelijk was het zover.Toen barstte de bom natuurlijk los. Van mijn zakgeld kocht ik allerlei oorbellen: lieveheersbeestjes, ritssluitinkjes, kersen, regenboogjes. Allemaal heel schattig. Ik matchte mijn oorbellen met de kleuren van mijn kleding. Daarna volgden periodes van (nep)diamantjes, grote hangers en van die enorme ringen. Dat laatste mocht ik eigenlijk niet. ‘Is je papegaai weggevlogen?’ vroegen ze thuis. Gelukkig kwam ik er vrij snel achter dat het me niet echt stond, dus ging ik terug naar mijn brave knopjes.

Ik had twee oorbellenrekken op mijn kast staan, gevuld met wel vijftig paar. Elke dag koos ik andere uit. Maar plots was de liefde over. Misschien was het overkill, ik weet het niet. Maar ik droeg ze gewoon nooit meer. En nog steeds niet. Soms, als ik bang ben dat ze nu écht gaan dichtgroeien, doe ik ze eens in. Maar just to be sure: wanneer ik heb vastgesteld dat er wel degelijk nog een gaatje in mijn oor zit, haal ik ze er weer uit. Gisteren keek ik toevallig weer eens naar mijn rekjes. Ik een paar schattige bloemetjes hangen. Hé, die stonden eigenlijk wel leuk bij wat ik aanhad! Ook vandaag droeg ik weer een paar. Misschien moet ik het wat vaker doen – ik wil ze toch wel graag behouden, die gaatjes. Het zijn namelijk ‘de enige gaten waar ik toestemming voor krijg’ (aldus mama). En dat vind ik ook wel prima eigenlijk.

Tijdens de kerstvakantie op Curaçao moest ik bedenken wat ik graag wilde voor mijn verjaardag. Het hele jaar door kom ik leuke dingen tegen, die ik graag zou willen hebben. Wanneer ik de gelegenheid heb om iets te vragen, kan ik niets bedenken. Op een bepaald moment lagen we op het strand. Er kwam een meisje de zee uit lopen. Op haar buik schitterde iets in de zon. ‘Nu weet ik wat ik wil!’ sprak ik overtuigend. ‘Nou, vertel!’ Mijn ouders luisterden benieuwd. ‘Een navelpiercing!’ Ik lachte plagend. Nee, dat is niets voor mij. Daarnaast heb ik geen MTV-buik, geen normale navel en geen toestemming.  Voor nu laat ik het even bij twee ongebruikte gaatjes.

PICTURE THIS: G-STAR INSPIRED

IMG_8432

Ik wilde het al lang doen: een shoot geïnspireerd op een bepaald kledingmerk. Ik koos drie merken uit en begon te brainstormen. Bij één merk had ik de meeste ideeën: G-Star. Stoere kleding, weinig opsmuk, een beetje ruw. Ik vroeg vriendin Carmen als model, en daarnaast of ze wat kleren mee wilde nemen. Zondag was het zover, een overvolle tas werd omgekieperd in mijn kamer. We zochten verschillende setjes bij elkaar en bepaalden wat we met de make-up wilden. Het werd één grote klerenzooi – letterlijk. Overal lagen jasjes, broeken en topjes, voornamelijk van spijkerstof of blauw- zwart- of grijsgekleurd. De tinten van G-Star. Het weer was ook grijs, maar dat paste wel bij de sfeer van de shoot. De kou kan je echter niet zien op beeld, dus een paar graden warmer was wel aangenaam geweest. Vooral voor Carmen, die geen jas droeg. Gelukkig was het geen bikinishoot.

IMG_8486

Collages1

IMG_8502IMG_8610IMG_8541

IMG_8519

Hope you liked it! En nogmaals een heeeeele dikke dankjewel voor mijn lieve vriendin Carmen!

DRAMA QUEEN

Toneel Bank

Iedere dinsdag heb ik toneelrepetities, dus ook toen ik een uitwisseling had met school. Door een busreis vanuit België zou ik er niet op tijd kunnen zijn. Toch besloot ik maar te gaan – beter drie kwartier repeteren dan helemaal niet. Samen met een vriendin liep ik het repetitielokaal binnen, maar dat was helemaal leeg, net als de rest van de school. We bleken buiten te repeteren, wat er heel grappig uitzag. Ons belangrijkste (en enige) decorstuk, een grote, oude leren bank, stond midden op het sportveld. ‘Ja, wij dachten, het is zo’n mooi weer!’ (Stiekem had niemand zin om alle tafels uit het lokaal te sjouwen. Het zijn er tweeëndertig – dan heb je gefitnesst en gerepeteerd op één dag.)  Verspreid in het gras lagen een voetbal, een groene maillot, een hoed, een kartonnen bekertje en een extreem grote schaar. Wat deze dingen met elkaar te maken hebben? Dat mag ik je helaas niet vertellen.

Altijd al heb ik toneel heel leuk gevonden. Ik ben een paar keer bij een musical geweest. Wanneer het afgelopen is heb ik altijd het idee: ‘Dat wil ik ook!’ Het schooltoneel was altijd op een dag dat ik niet kon, maar dit jaar was het anders en besloot ik me op te geven. Mijn toneelervaring ging tot de musical van groep acht en niet verder, maar ik werd toch ingedeeld in een groep. En wát voor een groep. We zijn met zes meisjes en één jongen en de sfeer is echt heel goed. Je hoeft je niet te schamen wanneer je iets raars moet doen, het maakt niet uit als je je tekst eens vergeet. Omdat we elkaar allemaal graag mogen hebben we wel iets te vaak de slappe lach. Ach ja, beter dan cat fights om de hoofdrol. Die zouden we sowieso nooit kunnen hebben, aangezien iedereen ongeveer even veel tekst heeft. Sterker nog: we zijn allemaal hetzelfde personage. Het klinkt heel raar en verwarrend misschien, maar in de praktijk is het heel handig: wanneer je een bepaalde zin écht niet uit je strot krijgt (‘Mijn Candadese herder jankt vette tranen uit zijn trieste hondenogen.’) vraag je gewoon of iemand anders ‘m kan zeggen.

Ongeveer twee weken geleden speelden we het eerst voor publiek, namelijk voor de andere toneelgroep. Nog niet heel serieus dus, maar alles beter dan een lege zaal. Zeker wanneer je het publiek veel betrekt bij de voorstelling  – dan vallen heel wat gaten in je doorloop, wanneer alle stoelen onbezet zijn. We vonden het allemaal behoorlijk spannend, misschien juist omdat het zo’n klein groepje was waarvoor we speelden. In het stuk moesten we heel cool overkomen: ‘niets aan de hand’, arrogant en extreem zelfverzekerd. Vanbuiten zag het er misschien zo uit, maar vanbinnen stuiterde ik van de opwinding. We speelden onder fel TL-licht en keken recht naar het publiek. Dat is toch wat anders dan een donkere zaal in staren (met nog steeds die arrogantie in je ogen). Het begin was dus spannend, maar al snel ging ik helemaal op in ons eigen stuk. De zinnen floepten mijn mond uit voor ik er erg in had, binnen tien minuten was het allemaal voorbij. Althans, zo leek het. Toen ik op de klok keek bleek het toch 40 minuten geduurd te hebben.

Nog twee weken en dan gaan we écht spelen, drie avonden voor een (hopelijk) volle zaal. Tot die tijd is het nog flink oefenen. En dat doe ik niet alleen tijdens de repetities. Laatst lag ik op de bank met behoorlijk wat spierpijn. Ik was er een beetje chagrijnig van en vond mezelf best zielig. ‘Ah, dit is echt niet meer leuk, hoor!’ kreunde ik. ‘Ja, Milou, nou weten we het wel, hè.’ Tsja, je bent een drama queen of je bent het niet.

REMOTE CONTROL

Remote control

Ken je dat? Je doet heel lang zonder iets, misschien op een ietwat knullige manier. Dan, door een wonder/een aankoop/een ingeving kan je het op een veel makkelijkere manier doen. En dan pas bedenk je: ‘Hoe heb ik ooit zonder gekund?’ Dit heb ik met de afstandsbediening van mijn camera. Ik had eigenlijk een keer op moeten nemen hoe ik het voorheen deed, jullie hadden je rot gelachen. Eerst zet ik mijn statief neer en schroef ik mijn camera erop. Het statief moet precies op de juiste hoogte en afstand staan, de camera moet ver genoeg ingezoomd zijn, zodat je geen witte muren meer ziet naast de zwarte. Ook weer niet te ver ingezoomd, want dan staat mijn hoofd niet op de foto – maar daar kwam ik dan pas na tien minuten achter, dat begrijp je. Vervolgens zet ik mijn kapstok voor de muur, waarop ik scherp stel. Ik stel de zelfontspanner in, ren naar de muur, verplaats de kapstok, trek mijn shirt recht, gooi mijn haar over mijn schouder en oh ja, ik moet ook nog een beetje lief kijken. Dit alles in tien seconden. Ik wist dat er een makkelijkere manier moest zijn en wel ja, ik had gelijk. Een afstandsbediening, dat was de oplossing. De mevrouw in de winkel vertelde dat het heel handig was voor natuurfotografie, maar ik kan ook wel wat andere dingen bedenken die je ermee kan doen. Iemand heel verbaasd op laten kijken, om maar iets te noemen. Of fotograferen vanaf de bank, als je heel lui bent. Nee, dat gaat niet werken denk ik. Ik ben een soort ‘één met mijn camera’ wanneer ik bezig ben. Maar wanneer ik zelf op de foto wil niet meer, dus. En dat scheelt een hoop gedoe.

WHAT I’M WATCHING: WIE IS DE MOL?

f00002635

Wanneer je ‘Wie is de Mol’ volgt lijkt het heel logisch. Maar wanneer je dat niet doet, is het maar een raar spelletje. Dan denk je waarschijnlijk: ‘Waarom zijn die mensen aan het graven in de modder/laserstralen aan het ontwijken/elkaar aan het beschieten vanuit een helikopter?’ ‘En wie zijn die mensen eigenlijk?’ Dat is ook wat ik dacht, aan het begin van het eerste seizoen dat ik keek. Niet gek, ik was elf. De meesten kende ik als ‘iemand die ik ooit eens op tv zag’. Nu is het anders. Van Paulien heb ik twee boeken gelezen waarbij ik hardop heb moeten lachen. Tim ken ik van New Kids, Zarayda van BNN, Daniel van Gooische Vrouwen, Ewout van ZOOP! (ja, ik was fan), Kees als ‘iemand die iets te maken heeft met Jan Smit.’ Of is dat niet waar? Vast wel. Bijna iedereen die in Volendam woont heeft wel iets met hem te maken, volgens mij.

Je kan wel zeggen dat ik een behoorlijk diehard kijker ben. Ik heb nu denk ik vijf seizoenen gevolgd, waarvan vier echt heel trouw. Aan de andere kant ben ik er nog steeds niet ‘goed’ in. Daarmee bedoel ik in het ontdekken van de Mol. Degene die ik verdenk vallen altijd af. Voor de finale durf ik dus ook geen voorspellingen te doen. Waarschijnlijk zeg ik ‘Het is Paulien!’ vlak voor de onthulling. En dan is het Kees.

De laatste aflevering vind ik altijd het leukst. Eerst de ontknoping van het programma, en dan de onthulling van de geheime hints, die ik natuurlijk allemaal over het hoofd heb gezien. Een vriendin van me daarentegen, denkt dat ze de hints wel heeft begrepen. Ze heeft zelfs een hele theorie bedacht. Behoorlijk vergezocht, misschien wel iets té. Maar het klopt wel!

Voor degene die nieuwsgierig zijn geworden, zal ik het even kort uitleggen. (Voor degene die het niet interesseert: lees lekker verder.) Kan je je de eerste aflevering nog herinneren? Na een soort speurtocht kwamen de kandidaten aan bij een kerk, waar een priester bij elke binnenkomst een soort speech gaf. Van elke speech schreef mijn vriendin het eerste woord op en daarvan weer de eerste letter. Met alle letters van alle speeches kun je de zin ‘Case is the mole.’ vormen. De aflevering heette ‘Het verlossende woord. ‘Case’ was het eerste woord van Kees’ speech. Je kan waarschijnlijk wel bedenken wie ze verdenkt.

Mijn vriendin is dus heel zeker van haar zaak. Ook andere vriendinnen, klasgenoten, followers en docenten (ja, dat lees je goed!) hebben hun theorieën en zijn vastbesloten. Maar mij rest nog steeds de belangrijkste vraag van het programma: wie is de mol? En tot vanavond, ik denk ongeveer kwart voor negen, zal het een vraag blijven.

LIST: HELLO SUNSHINE

IMG_2259

We kunnen met z’n allen wel zeggen dat de winter óók heel gezellig is, met kaarsjes en dekentjes en andere knusheid, maar eigenlijk houden we onszelf voor de gek. Constant koude tenen en droge lippen, kilo’s zakdoeken volsnuiten – het is de dagelijkse gang van zaken. Naast koude tenen heb ik ook behoorlijk lánge tenen in de winter. Laten we zeggen door gebrek aan zonlicht. Toen ik vandaag van les wisselde en de zon op mijn gezicht voelde, droomde ik weg en dacht ik aan de lente en de zon en waarom ik er zo van houdt.

– Niet meer in het donker naar school hoeven fietsen – sterker nog, vaak zie ik de zon opkomen en de hemel roze kleuren.

– Dat ik weer rokjes kan gaan dragen op door de weekse dagen. In de winter begin ik daar niet aan – wanneer ik een panty draag, is dat alleen met een broek eroverheen.

– Hete, glanzende fietszadels en een warme rug als ik thuis kom – zwarte dingen die verwarmd worden door de zon.

– Het ’s ochtends koud hebben in mijn lentejasje en hem ’s middags over mijn fietsstuur draperen.

– Mijn zonnebril weer zonder schaamte kunnen dragen (want ik draag ‘m in de winter ook wel… Maar dat levert toch soms scheve blikken op).

– Hele leuke lentecollecties in de winkels

f00002765

– De zon die het klaslokaal binnen schijnt. (Al wordt het dan soms wel een beetje muf daarbinnen…)

– Lange schaduwen door de laagstaande zon laat in de middag.

– Meteen naar buiten kunnen lopen wanneer je dat wilt, zonder tien laagjes kleding toe te hoeven voegen. Vest, dunne sjaal, jas, dikke sjaal, muts, handschoenen…

– Dat het langer licht blijft ’s avonds. Ben ik de enige die het idee heeft dat de dag veel langer duur en je dus meer gedaan krijgt?

Note to self: het wordt tijd om je teennagels weer te gaan lakken!

– Dat iedereen vrolijker lijkt te zijn, en dat je altijd kan zeggen: ‘Ja, maar het weer is wel mooi!’

– De bloemetjes die bloeien en de lammetjes in de wei. Nee, grapje, dan wordt het wel erg zoetsappig allemaal. Maar ik kan er niets aan doen. Ik voel dat de lente eraan komt, en daar wordt ik gewoon erg blij van.