gefeliciteerd / gecondoleerd

Het kruispunt op mijn route was volledig overhoop gehaald. Schotsen kapotgedrild asfalt staken omhoog uit een zandbak omhuld met hekken. Wilde je van de Biltstraat naar de Voorstraat, dan moest je afstappen en omlopen. Met de auto was het helaas – de komende weken zouden in een waas van toeterende en vloekende mensen verstrijken.

Het was acht uur, maar de avondspits was nog niet voorbij. Fietsers wandelden in een parade langs het terras van de Spaghetteria. Daar voelde je normaal al een briesje wanneer er iemand langs kwam rijden, maar nu kon je met een beetje behendigheid wat penne van iemands bord meepikken. De picknicktafels waren desondanks allemaal bezet – dit was zien-en-gezien-worden, next level

Ik was gaan eten met vriendin Jet. Ze was jarig – die dag echt. We wilden er nog wel eens grappen over maken als we met haar uit eten gingen, in de hoop op een gratis toetje, met vuurwerk. Vandaag was het eindelijk waar, een jarige Jet, maar ik had het niet laten weten bij de bediening. Een gemiste kans. Gelukkig was de pizza lekker.

Ik fietste terug en stapte vlak voor het kruispunt af. De jongen die voor me liep trof een vriend, die uit tegenovergestelde richting kwam.

‘Gefeliciteerd pik,’ zei de een. Ik schatte hem een jaar of zeventien: een bos krullen op een lang lijf, zijn moeders fiets in de hand, inclusief mandje.

Ook jarig, dacht ik meteen.

‘Gecondoleerd, ouwe,’ zei de ander. Hij was gekleed in een voetbalbroek die eruitzag alsof hij nooit iets anders droeg.

‘Hoe weet je dat?’ vroeg Mandje.

‘Je was er niet.’

Hij was ’s avonds niet op school geweest. Hij was er niet bij terwijl alle laatstejaars door de lege gangen stormden, die opeens een andere betekenis kregen – van het dagelijks bestaan tot een plek waar je niet vaak meer zou komen. Cijferlijst in de hand, vlag om de schouders. Het was woensdag 12 juni, de dag van de examenuitslagen. 

Terwijl ik me om het kruispunt heen manoeuvreerde, dacht ik terug aan mijn eigen slagen, drie jaar geleden. We waren naar de bioscoop gegaan ’s ochtends; het lukte toch niet uit te slapen, een film in het donker bood misschien enige afleiding. We hadden een genadeloze jankfilm uitgekozen – er zou hoe dan ook gehuild worden later, dus dan hadden we die drempel maar vast gehad.

Toen ik thuis kwam, hing de vlag al uit – m’n broer was geslaagd. Facebook stroomde vol positieve berichten, leerlingen van andere scholen. Onze telefoontjes lieten op zich wachten. Vanaf een uur of vier druppelden de eerste berichten binnen in de klassenapp. De felicitaties buitelden over elkaar heen, maar werden ietwat overschaduwd door één vraag, die niemand durfde te stellen: waren er mensen die het niet hadden gehaald?

Het bleek vanzelf, ’s avonds – afwezigheid zei genoeg. Zij waren al eerder naar school gekomen om de schade te bekijken, om te zien wat eraan te doen viel. Het lukte niet iedereen de feestvreugde van de geslaagden te ontwijken – ze werden dan bedolven onder knuffels en beloftes, dat het goed zou komen. Wat is een jaar op een leven, kom gewoon langs, we nodigen je uit voor alle feestjes. Natuurlijk zou dat waar blijken, maar dat was wel het laatste wat je wilde horen. Je wilde dat je die ene vraag nauwkeuriger had gelezen, dat je erin geslaagd was drie uur geconcentreerd te blijven, in plaats van op de helft gedesillusioneerd de zaal te verlaten. Je wilde niet dat het goed zou komen, maar dat het beter was gegaan. Je wilde door, weg, net als de rest.

‘Echt balen, man.’

‘Ja,’ was alles wat Mandje zei, zijn plannen beslist overhoop gehaald. Afstappen en omlopen dan maar.

ik stond dus een tijdje voor de klas

Wanneer je terugkomt op een plek waar je een tijd niet geweest bent, kunnen zich verschillende scenario’s voordoen. Zo kwam ik twee jaar na een verhuizing terug in het huis waar ik was opgegroeid, verbaasd over hoe kléín alles was – niet stilstaand bij het feit dat ik zelf een behoorlijke groeispurt had doorgemaakt.

Anderzijds kom je soms ergens terug, om te ontdekken dat alles hetzelfde is gebleven. Zoals op mijn middelbare school in Eindhoven – van de puberstroom in de pauze tot de gifgroene vloerbedekking in de gang. En een jaar na mijn eindexamens begint het eerste uur nog steeds – excuseer – fucking vroeg.

Een donderdagmorgen in april, gapend laat ik heet water in een kopje stromen. ‘Hier mogen eigenlijk geen leerlingen komen, hè.’ Als je met genoeg zelfvertrouwen de docentenkamer binnenloopt, gaat men er vanzelf vanuit dat je daar hoort. Andersom hoef je maar enigszins twijfelend om je heen te kijken, en de conciërge pikt je er zo uit.

Voor iemand die stopte met haar opleiding, bracht ik nog heel wat tijd in de klas door. Beter gezegd: voor de klas. Ik gaf een paar weken les over filosofie, kunst en creativiteit. Bladerend door boeken en kranten, struinend over het internet vond ik mijn thema’s. In koffietentjes vond ik mijn concentratie.

(Deze lessenreeks wordt mede mogelijk gemaakt door Coffee Company Nachtegaalstraat).

Het vierde blok, de vierde klas. Met een kleine twintig leerlingen filosofeerde ik over kunst in de allerbreedste zin van het woord. Wanneer is iets kunst? Wat is het nut ervan?  Wat is het verband tussen Aristoteles en GTST? Welk kunstwerk ken je al jaren, zonder het te weten?  En waarom gaat het steeds weer over dat omgekeerde urinoir?

Veel vragen, weinig antwoorden. Mijn doel met de lessenreeks was niet zozeer duizend jaar kunstgeschiedenis oprakelen. Veel liever wilde ik een nieuwe manier laten zien om naar kunst te kunnen kijken.

(Ik ga nu even mijn eigen lesplan quoten. Sorry daarvoor.)

‘Wanneer je probeert kunst alleen maar te ervaren vanuit je gevoel, ga je voorbij aan een context vol betekenis. Dat lijkt mij zonde. Want juist in die context zal je ontdekken dat kunst ontroerend kan zijn, grappig, bijzonder, irritant of gewoon heel raar. Dat makers hun tijd soms ver vooruit waren, dat ze gedurfde dingen deden, die zelfs nu nog invloed kunnen hebben op hoe wij de wereld zien.

Wél nadenken dus – met al die vragen en antwoorden in je hoofd zal je vanzelf een gevoel ontwikkelen bij bepaalde kunstwerken. En een mening erover. Dat is het leuke: kunst heeft altijd te maken met je eigen interpretatie. Het is als het leren drinken van wijn: hoe meer soorten je proeft, hoe beter je ontdekt wat de verschillen zijn en wat je eigen smaak is. Alleen word je van kunst niet dronken.’

Dat dus. Maar waarschijnlijk heb ik zelf nog het meest geleerd van deze ervaring. Om een paar dingen te noemen:

(1) Misschien wel het moeilijkste deel van een les: het begin. Al snel kwam ik erachter dat ik een soort kreet nodig had om de aandacht te krijgen, wilde het niet heel ongemakkelijk worden.

(‘Ehh, jongens!

Jongens?

Jongens…?

Kunnen jullie heel even…?

Ja?

Dankje – hallo?

Ja.

Dankjewel.’)

(2) Wanneer ik eenmaal begonnen was, voor het bord met een kop thee in mijn hand, voelde het al snel vertrouwd. Binnen een week hoorde ik mezelf dingen zeggen als ‘Ga je ook nog even aan het werk? Als je het nu doet, heb je het straks thuis eerder af.’ ‘Zou het misschien verstandiger zijn als jullie niet naast elkaar gingen zitten?’ En dan deden ze dat nog ook. Het was dan wel een kleine klas met goede manieren. Maar tóch. Toch verwachtte ik stiekem dat op een bepaald moment de pleuris uit zou breken, omdat ze erachter waren gekomen dat ik geen échte docent was.

(Al wisten ze dat vanaf les één natuurlijk al. Vorig jaar spendeerde ik mijn pauzes nog naast hen in hal B.)

(Bovendien was er steeds wel een échte docent bij, mocht het dan toch uit de hand lopen.)

(3) Het is leuk. Al zo’n vijf jaar geef ik bijles, met veel plezier. Ik wist dus dat het overdragen van kennis me blij maakte. Maar zo’n hele reeks opzetten, van onderwerpkeuze tot nakijkwerk, bracht nog veel meer met zich mee. Meer verantwoordelijkheid, meer organisatie, meer voldoening. Meer leuke, slimme leerlingen vol verrassende uitspraken. Hoe cool is het als je het idee hebt dat er mensen zijn die echt iets gedaan hebben met je verhalen – omdat je dat in hun zelfgeschreven essays kan terugzien.

(4) Ten slotte het besef dat het me misschien wel iets lijkt – voor als ik later groot ben.

Verder in Brabant: examenfeestjes vieren. Genieten van het ouderlijk huis – met name de tuin, waar het ruikt naar warme dennenbomen en waar de vogels je ’s ochtends wakker maken. Avonden bij de buitenhaard – niet tot het te koud wordt, maar tot het hout op is. Woorden hangen nog in de lucht, maar niemand voelt zich geroepen ze te vangen. De knapperende vlammen voeren de boventoon, tot er slechts kooltjes resteren en het vuur nagloeit in mijn ogen.

Stad drie uit de reeks van steden. Amsterdam, Rotterdam en nu dus Eindhoven. Mijn favoriet bewaarde ik tot het laatst. Ergens over een paar dagen: Utrecht!

misschien toch maar gaan

De smaak van vakantie ligt op mijn lippen; een mengeling van chloorwater en perenijsjes terwijl ik opdroog in de zon. Het is vakantie, maar ook alles behalve dat.

Maandagochtend, we hebben nog drie dagen. We leren biologie, Mienke en ik. Drie hoofdstukken in een uur, het lijkt heel wat. Maar we focussen ons meer op herkennen dan kennen. ‘Dit weet ik. Dit weet ik ook wel. Oh ja. Dat staat in je Binas. Tabel 78C. En dit – nee, dit niet. Maar dat kan je hieruit afleiden. Dat onthoud je misschien. Trouwens, dat gaan ze tóch niet vragen. Nee… Toch?’

Om en om proberen we afleiding te voorkomen en op te zoeken. Beide kanten op gaat dat niet geweldig. Tijdens het leren lonkt mijn telefoon, ’s avonds kan ik mijn gedachten niet van de formules en begrippen afhouden. PSV en OZ doen een goede poging de spanning te verleggen. Zelf proberen we het ook, tijdens avondjes op limonade, kletsend over alles behalve. Toelevend naar de vakantiestip op de horizon.

Natuurlijk komen we er toch steeds op uit. We bespreken wat we geleerd hebben, of hadden moeten leren die dag. We vragen ons af of iemand je wakker zou maken, mocht je in slaap vallen daar in de gymzaal. Er wordt een verhaal verteld over een meisje dat vol goede moed wilde beginnen met schrijven. Ze zuchtte nog eens diep, knakte haar vingers… en trok er daarbij vier uit de kom.

Ik leef op mijn planning, die inmiddels al zaligmakend neon kleurt. Wat er buiten dat schema om gebeurt, bestaat niet. Ik schrik dan ook wanneer ik een melding ontvang van Facebook. ‘Je hebt interesse getoond in een evenement dat later deze week plaatsvindt. Laat weten of je aanwezig bent.’ Het staat niet op mijn planning, dus nee. Ik klik verder. ‘Centraal Eindexamen 2016’. Misschien toch maar gaan.

‘Vooral geen stress hebben, dat is nergens voor nodig’ is het meest gehoorde goedbedoelde advies. Als ik eens wist hoe dat moest. Het komt met vlagen van buikpijn en gezucht, nachtelijke rekensessies waarbij ik check wat ik minimaal moet halen. Die cijfers zijn ook echt minimaal, kan ik je vertellen – de stress is inderdaad niet nodig. Het feit dat ik het toch ervaar is irritant, frustrerend en soms lachwekkend, als ik denk aan de uit mijn fantasie voortkomende doemscenario’s die al de revue zijn gepasseerd. Voor anderen heb ik tientallen tips en geruststellende woorden. Maar zelf neem ik ze niet aan.

Maandagmiddag inmiddels, we hebben biologie opgegeven. Het valt gemakkelijk goed te praten, vanuit een gebrek aan concentratie en een overschot aan blauwe lucht. Dus liggen we in de tuin, voorzichtig zonnend in de leerpauze. (Voorzichtig lerend in de zonpauze, wat je wilt.) Ik denk aan de melanine die zich vormt in mijn huid. Er loopt een mier over mijn handdoek en ik denk aan zijn kleine lichaam, dat zelfs daarin zich synapsen, bloedlichaampjes en receptoreiwitten bevinden. (Althans, dat verwacht ik – de anatomie van de mier staat niet in mijn syllabus.) Ik denk aan nog duizend andere dingen die ik volgend jaar ben vergeten en waar ik nu niets aan heb. Maar ondertussen word ik wel degelijk bruin – fijn dat sommige dingen vanzelf gaan.

Gelukkig gaat de tijd ook vanzelf. Het wordt vanzelf 25 mei – hoe dan ook. Het wordt vanzelf morgen, de dag waarop ik mijn eerste examen maak. En dan zie ik vast dat het meevalt. Ik loop de rijen tafels af op zoek naar de mijne. In mijn handen een flesje water en koekjes die veel te hard kraken. En dan is het half twee. Ik kijk de anderen aan, doe alsof ik mijn vingers ga knakken. We lachen, ondanks alles, en slaan onze boekjes open.

Lieve examenkandidaten: heel veel succes!

WAT WOORDEN OVER CIJFERS

Zeven uur, vrijdagochtend. De cijfers voor wiskunde staan op Magister. Met mijn slaaphoofd scrol ik de lange lijst getallen door. Onderaan prijkt – onder een 6,3 en een 5,5 – een dikke 7,8.

Staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker heeft ervoor gezorgd dat leerlingen die met een 8,0 of hoger slagen, de vermelding ‘cum laude’ op hun diploma krijgen. Voor mij was het tot en met de derde klas mogelijk, maar inmiddels heb ik het opgegeven. Mijn bèta-capaciteiten acht ik niet toereikend.

Waarom ik het zou willen is de vraag. Natuurlijk staat het mooi op mijn diploma, maar voor mijn vervolgstudie heb ik het niet nodig. Bovendien weiger ik te accepteren dat één rijtje getallen zou weerspiegelen hoe het met mijn intelligentie gesteld is. Maar toen ik vanochtend die 7,8 op Magister zag staan, schoot het toch door mijn hoofd: misschien kan het nog. Cijfers – ik hecht er meer waarde aan dan ik zou willen.

Onze gehele maatschappij is gebaseerd op getallen en statistiek. Ze vormen de basis voor beleid. Een stijging van dit? Dat resulteert in strengere maatregelen. Een daling van dat? Dan wordt de subsidie ingetrokken. We hebben cijfers nodig om een mate van objectiviteit te bereiken, waardoor we zaken met elkaar kunnen vergelijken en toetsen. Maar of dit op alles toegepast moet worden, vraag ik me af.

De middelbare school is hier een treffend voorbeeld van. Aangezien cijfers bepalen of je wel of geen diploma haalt, is dat hetgeen waar leerlingen op focussen. Bovendien zijn we het gewend; al vanaf de kleuterklas worden we getoetst en beoordeeld. Deze cijfergerichtheid resulteert in strategisch leren: niet om te willen weten, maar om een bepaald cijfer te halen. Dan heb ik het niet over de zogeheten ‘zesjescultuur’. Of je nu gaat voor een dikke acht of een nipte zes, je leert voor het resultaat – niet voor de kennis die daarachter schuilt. Pragmatisch is het zeker, wanneer je een diploma wilt na een aantal jaar middelbare school. In termen van kennis is het een minder geslaagde methode.

Per vak is er een eindexamenprogramma, overzichtelijk opgedeeld in domeinen. Dit zijn lange lijsten met begrippen en processen die er geleerd moeten worden. We moeten zo veel kennen dat de rode draad soms kwijt is, maar we investeren er geen tijd in deze terug te vinden. Iets echt begrijpen duurt nu eenmaal langer dan ‘simpelweg weten’. En een tienerleven bestaat uit meer dan school: er zijn bijbaantjes, hobby’s en eisen van toekomstige studies. Een sociaal leven, als het even kan.

In de lessen zelf komt het grotere geheel ook niet vaak aan bod – we hebben het al druk genoeg met die lange lijst. Bovendien is het zelden van belang. Want we leren voor één vak, één toets met één onderwerp. We leren voor het cijfer. En dus doen we alsof scheikunde en biologie niets met elkaar te maken hebben. We negeren dat Sartre en Camus filosofen én Franse schrijvers zijn. We stampen gewoon die lange lijst in ons hoofd – een kwestie van weten en vergeten, terwijl juist begrip van zaken veel meer waard is. Want wanneer je iets goed begrijpt, kan je het toepassen op meerdere situaties, zal je het waarschijnlijk langer onthouden en kan je verbanden leggen tussen verschillende vakgebieden.

School gaat momenteel om slagen, terwijl juist leren centraal zou moeten staan. Dan heb ik het over dat grote geheel, maar ook over het eigen maken van vaardigheden. Daar is momenteel te weinig ruimte voor. Laat me één ding duidelijk maken: ik wil niet zeggen dat ik op school niets geleerd heb. Het tegenovergestelde juist. Ik heb er mijn wiskundige kennis vanaf nul opgebouwd. Het menselijk lichaam heeft me geboeid, mijn interesse voor filosofie is met een factor honderd toegenomen. Van elk vak heb ik wel iets opgestoken.

Maar net zo heb ik genoten van goede gesprekken die niets met de lesstof te maken hadden. Over veranderlijke zaken als actualiteit – niet te omschrijven in een curriculum, maar wel van groot belang. Hetzelfde geldt voor initiatief nemen, organiseren en discussiëren. Leren over jezelf, wie je bent en wat je belangrijk vindt in het leven. Stuk voor stuk belangrijke vaardigheden, maar niet toetsbaar. Die kennis heb ik ook op school opgedaan. Wat ik de afgelopen zes jaar echt geleerd heb – en de rest van mijn leven nog zal weten – valt niet in cijfers uit te drukken.

RECALCITRANT

Al vrij vroeg kwam ik in de puberteit terecht. Op mijn tiende voelde ik een knobbeltje bij mijn oksel, waarmee we voor de zekerheid langs de dokter gingen. Ik kwam thuis met het geruststellende feit dat het slechts een borstje in ontwikkeling was. Mijn familie zong het tietenlied. Ik was boos.

Toen ik twaalf was volgde ook de emotionele kant van het verhaal en begonnen er onzekerheden op te spelen. In dat opzicht was ik echt een puber. Maar voor de buitenwereld was ik nooit zo lastig, volgens mij. Op school en bij vriendinnetjes was ik altijd bezig met, ‘aangepast gedrag vertonen’: me gedragen zoals ik dacht dat mensen van me verwachtten. Thuis was het een ander verhaal – dan was ik zo klaar met me aanpassen, dat alle chagrijn eruit kwam. (Sorry familie.)

Tweede puberteit

Maar nu is er een ontwikkeling gaande waar de buitenwereld zeker iets van merkt. De laatste tijd gebeuren er – vooral op school – nogal wat dingen waar ik recalcitrant van word. Om een paar voorbeelden te noemen: testen die nergens op slaan. Docenten die je betuttelen alsof je twaalf bent, docenten waarmee überhaupt niet te communiceren valt. Zinloze opdrachten die enorm veel tijd kosten. Et cetera, et cetera.

Het lijkt wel alsof ik in een tweede puberteit beland ben. Voorheen huppelde ik als een blij ei door de gangen, en hing ik in de les de megagemotiveerde leerling uit. Maar dat is dus veranderd. Ik ben steeds vaker geërgerd of verontwaardigd, en kan het niet laten hier mijn mond over open te trekken in de klas.

Het grootste deel van mijn klasgenoten kijkt echter als makke schaapjes toe. Onderling wordt er geklaagd, maar in de les houden ze zich stil. Dat kan ik al moeilijk begrijpen. Maar wat ik vooral lastig vind, is de tegenstrijdigheid waarmee leerlingen soms behandeld worden. Enerzijds moeten we meer verantwoordelijkheid nemen en zelfstandig worden. Anderzijds moeten we doen wat ons opgedragen wordt. En vooral niet te lastig zijn. Wanneer je als leerling meermaals vragen stelt over de gang van zaken, ben je dat natuurlijk wel.

‘Jezus, kind.’

Ik vind mezelf soms ook lastig, hoor. Dan vond ik het op één dag bij drie lessen nodig om mijn kont tegen de krib te gooien. Wanneer ik thuiskom vraag ik me af of het wel echt nodig was. En waar komt die behoefte eigenlijk vandaan? Heb ik een buitengewoon groot rechtvaardigheidsgevoel? Een probleem met autoriteit? Of ben ik gewoon een watje met veel zelfmedelijden?

In dat laatste herken ik mezelf niet; ik ben geen zeikerd. Ik hou niet van zeurende mensen. ‘Doe er iets aan!’ denk ik dan. Maar docenten hebben nu eenmaal het laatste woord, dus lukt dat niet altijd. En daar ligt het probleem, denk ik. Het frustreert me, dat gevoel van machteloosheid. En ja, dat klinkt natuurlijk super dramatisch. Ik hoor het je denken – sterker nog, ik denk het zelf ook: ‘Jezus, kind. Wees blij dat je überhaupt naar school kan.’ Maar zo kan je alles natuurlijk wegrelativeren. Dan is alleen het grootste probleem erg genoeg om aandacht aan te besteden.

(Niet) mijn probleem

En het zat al niet helemaal lekker met mijn motivatie. Voor bepaalde vakken kan ik steeds minder energie opbrengen, omdat ik vrijwel zeker weet dat ik er later niets mee ga doen. Maar daar zou ik nooit mijn docenten op aankijken. Ik moet daar zelf een keuze in maken: geef ik mezelf een schop onder mijn kont, of neem ik genoegen met lagere cijfers op mijn eindlijst? Dat is mijn probleem, en dat los ik ook zelf wel op.

Wat niet zuiver mijn probleem is, is de sfeer in de klas. Ik denk dat ik niet de enige ben die het gevoel heeft dat het ons soms onnodig moeilijk gemaakt wordt. Terwijl dit ons laatste jaar is, en docenten en leerlingen juist dan hetzelfde doel zouden moeten hebben: slagen. Dus lieve docenten, als ik jullie één ding mag vragen: maak niet overal een punt van. Dan zal ik dat ook niet meer doen.

LAAT MAAR

9R7A4382

De term ‘testweek’ is vervangen door ‘schoolexamenweek’, dit jaar. Dat betekent dat het inmiddels echt ergens om gaat. Enerzijds is dat angstaanjagend: als je nu op je bek gaat, is het minder gemakkelijk recht te trekken. Maar wanneer je er niet te veel bij nadenkt, is het verschil nauwelijks merkbaar. Zo’n week ziet er namelijk precies hetzelfde uit als dat de vijf jaar hiervoor het geval was. Of het nu een test heet of een schoolexamen, de situatie is hetzelfde: één te warm klaslokaal, dertig leerlingen en vijftien proefwerkblokken.

Wat met de jaren wel veranderd lijkt te zijn, is mijn organisatievermogen. Of eigenlijk het gebrek daaraan – het is immers steeds verder afgenomen. Meestal zie ik dit niet als een probleem; ik functioneer juist wel goed wanneer het (zoals ik het zelf graag noem) een prettige rotzooi is tijdens het studeren. Ik bouw mezelf in met boeken, examenbundels en vooral veel gelinieerd papier, om alles wat ik absoluut niet moet vergeten op te noteren.

9R7A4377

Wanneer ik thuis ga samenvatten lukt me het wel om dit systematisch te doen. Op school is dat een heel ander verhaal. Om te beginnen vergeet ik bij bepaalde vakken steevast mijn schrift. Frans is daar een goed voorbeeld van. Deze periode schreven we elke week thuis een brief (tenminste, dat was de bedoeling), waarna we in de les een foutenanalyse maakten. Bij gebrek aan een schrift schreef ik deze afwisselend op de achterkant van mijn brief, in het schrift van een ander vak of op een proefwerpapiertje dat zich toevallig in mijn tas bevond. Vervolgens stopte ik al die losse blaadjes in een mapje, tussen een boek of in mijn agenda, onder het mom van ‘dan raak ik het niet kwijt’. Om het vervolgens kwijt te raken, dat snap je.

En dus was ik vanavond omgeven door allerlei halfslachtige Franse aantekeningen, waarin ik structuur probeerde aan te brengen. Daar ben ik uiteindelijk langer mee bezig dan met het leren zelf. Op zo’n moment benijd ik de mensen die hun zaken altijd perfect op orde hebben: alles gelabeld, gealfabetiseerd en in regenboogkleurige mapjes. Mensen die elke les hun huiswerk hebben gemaakt, nagekeken en verbeterd met rode pen. Mensen die nooit hand-outs kwijtraken en altijd al drie weken van tevoren weten wat de teststof is, omdat zij wél de studieplanner hebben bekeken.

Tijdens de lesweken kan het me niet schelen. Ik heb toch zeker wel wat beters te doen. Maar naarmate de proefwerken naderen, krijg ik toch een beetje spijt van de momenten waarop ik dacht: ‘Laat maar.’

9R7A4387

Elke middelbare scholier heeft door de jaren heen, bewust of onbewust, een eigen leersysteem ontwikkeld. Dat bleek ook weer in de herfstvakantie, toen zowel Mart als ik aan het studeren waren voor de schoolexamens. Hij verbaasde zich erover dat ik nog voor geen enkel vak “alles” geleerd had. Ik verbaasde me erover dat hij zich een hele dag kon focussen op één onderwerp. Bij mij wordt elk vak verdeeld in blokjes. Anders wordt het te groot, te veel en kan ik het niet meer overzien. Dat resulteert erin dat ik helemaal niets meer doe. Voor het doen van één blokje kan ik veel makkelijker energie opbrengen. Soms zelfs zoveel energie dat ik er met gemak een tweede of derde aan vastplak.

Energie, dat is een belangrijk woord tijdens testweken. En dan bedoel ik niet alleen bij mijn favoriete bètavakken. Het hanteren van mijn eigen energieniveau in deze periode, dat heb ik echt moeten leren de afgelopen jaren. Want het vreet energie van me, al dat gestudeer. Ik heb het constant koud, en aan het eind van de dag bevindt er zich vaak een dichte mist in mijn hoofd, bestaand uit allerlei gedachten die door elkaar lopen. Stoppen of doorgaan, dat is de vraag op zulke momenten. Inmiddels heb ik een regel voor mezelf gesteld: wanneer ik stop met leren, mag ik er niet meer over piekeren. Anders had ik net zo goed door kunnen leren – dat kost evenveel energie.

Dus wanneer ik stop, ga ik iets totaal anders doen. Iets waar ik weer energie van krijg. Opwarmen onder de douche. Een tijdschrift lezen op de bank, een romantische komedie kijken waar niet al te veel hersenactiviteit bij nodig is. Of buiten foto’s maken van de bomen die zijn verkleurd terwijl ik aan het studeren was. Met de jaren is gebleken: voor mij werkt het soms juist goed om te laten.

DE WEG

Processed with VSCOcam with p5 preset

Als middelbare scholier leid je een regelmatig leven. Na de zomervakantie krijg je een rooster dat, zeker in de bovenbouw, voor de rest van het jaar hetzelfde blijft. Vanaf dat moment zit je vast aan bepaalde clusters, klassen en uren. En zo verandert maandag als vanzelf in bètadag, woensdag in ‘die lange rotdag’ en donderdag in pretdag, met een kans op uitslapen en maar drie uurtjes les.

Door dat vaste rooster verloopt elke ochtend volgens eenzelfde routine. Hierdoor weet je na een week of twee weer dat je uiterlijk om 08.42 van huis moet vertrekken als je het tweede uur moet beginnen. Behalve als je 1.)  les hebt van die ene docent die zelf altijd te laat komt 2.) het gevoel hebt dat de brug dicht zal gaan of 3.) Colette heet, want dan heb je altijd vijf extra minuten.

In de eerste klas (toen we nog het idee hadden dat we uiterlijk om 08.20 van huis moesten vertrekken) fietsten we dagelijks met een grote groep enthousiaste bruggers naar school. Dat was niet bepaald praktisch (wanneer er één te laat was, stonden er negentien te wachten), maar zo ging het nu eenmaal. Het was een gemengde club: kinderen van allerlei basisscholen, die nu in allerlei klassen terecht waren gekomen. Met z’n allen fietsten we de lange weg richting Eindhoven, de boekentassen gevaarlijk wiebelend op onze bagagedragers.

Alle middelbare scholieren gingen dezelfde kant op, het dorp uit, wat het ons-kent-ons-gevoel onderweg alleen maar versterkte. Je fietste langs de zussen van vrienden, de vrienden van broers, de zoons van de buurvrouw en de kinderen die je kende van allerhande sportclubs.

Iedereen had te maken met dat vaste schema. En zo kwam het dat je op maandag steevast werd ingehaald door een jongen die zelfs in de winter geen jas droeg. Op donderdag zwaaide je naar een vriendin van de basisschool, die op een hoekje stond te wachten. En wanneer je zag dat het meisje met die enorme rugzak voor je fietste, wist je dat je wat harder moest gaan trappen – zij kwam namelijk altijd te laat. Alleen fietsen was er niet bij – mocht het eens voorkomen dat je klasgenoten al op school waren, dan kwam je onderweg altijd wel iemand tegen die je kende.

Processed with VSCOcam with hb2 preset

Nu, vijf jaar later, zijn de schoudertassen vervangen voor leren shoppers. Er is geen sprake meer van een fietsclub van twintig mensen. Nog steeds stroomt de Eindhovense weg vanaf half acht vol met scholieren. Echter, het deel ervan dat ik ken is met de jaren kleiner geworden. De mavo’ers en havo’ers zijn weg en ook de oudere broers en zussen hebben hun eindexamens achter de rug. Zij kozen allemaal al een nieuwe route.

Er zijn nog wel wat bekende gezichten. De jongens die een keer zijn blijven zitten. Het stelletje dat steevast hand in hand rijdt. Het meisje dat zo ongelooflijk hard fietst dat ik me afvraag of ze niet iets met dat talent moet gaan doen. En dan zijn wij er.

Maar ‘wij’, zo vroeg ik me af, wie zijn dat eigenlijk nog? Vorig jaar fietste ik even vaak alleen als in gezelschap naar school. Kleine groepjes splitsten zich af, afhankelijk van roosters of de wens om op een ander tijdstip te vertrekken. (Om niet te zeggen: een steeds later tijdstip.) Maar op de terugweg waren we nog altijd samen: de meisjes uit Son. We bespraken weekendplannen, wiskundeproefwerken en de orde van alledag. Af en toe was het stil, doken we weg in onze capuchons vanwege regen of sneeuw.

Begin dit jaar verruilde ik mijn fiets voor een scooter. Elke dag rijd ik langs de jongens van de havo, het verliefde stelletje en het racemeisje. Soms haal ik mijn vriendinnen in, soms gaat één van hen bij me achterop. Ook wij gaan binnenkort onze eigen weg kiezen. Maar voor nu nemen we nog even die naar Eindhoven.

DIT WAS MIJN WEEK (EN EEN BEETJE MEER)

Processed with VSCOcam with b1 preset

Dit was mijn week (en een beetje meer). Want ‘Dit was mijn week en vier dagen’ klinkt nou eenmaal minder leuk.

Hierboven zie je dat ik duidelijk niet de enige ben die van gestreepte shirtjes houdt. Dinsdag tijdens het eerste uur bleek al dat we met vier mensen eenzelfde soort t-shirt aanhadden. In de pauze zagen we dat de streepjesclub die dag zeven mensen telde. Alsof we het zo afgesproken hadden. (On tuesdays, we wear stripes.) Dat moest natuurlijk even vastgelegd worden. (Wegens vermoeide we-zijn-aan-vakantie-toe-hoofdjes, was besloten die er maar niet op te zetten.)

Processed with VSCOcam with f2 preset

Vrijdag vond de presentatie van mijn film plaats, in de collegezaal op school. Het is allemaal goed verlopen: er heerste een fijne sfeer en de film werd goed ontvangen. Inmiddels is ‘Wie we zijn’ 1000 keer bekeken. In YouTube-Land is dat misschien helemaal niet veel, maar voor mij is dat een behoorlijke mijlpaal. Wat ik vooral heel bijzonder vond om te merken, was wat het allemaal teweeg heeft gebracht. De hoeveelheid reacties die ik heb ontvangen was best overweldigend: via Facebook, Whatsapp, Instagram – het hield maar niet op. De meesten waren enthousiast, anderen zelfs geëmotioneerd. Dat had ik van tevoren nooit kunnen bedenken, dat iets van mijn hand dat kon veroorzaken.

Voor de nieuwsgierigen: de beoordeling (want oh ja, het was ook nog een profielwerkstuk) krijg ik donderdag. I’ll keep you posted!

Processed with VSCOcam with f2 preset

Zowel op maandag als op vrijdag zat ik weer achter het stuur. Inmiddels heb ik genoeg uurtjes in de Opel gemaakt om te kunnen zeggen dat ik bijna op examen mag. Spannend!

IMG_2712

Donderdag had ik de laatste lesdag van het schooljaar, want op vrijdag zou de testweek officieel beginnen. De invulling van de laatste lessen was heel afwisselend. Bij het ene vak was één klacht over de hitte al genoeg om de rest van het uur slechts een beetje te keten. Bij filosofie sloten we op donderdag het jaar af met taart. Andere docenten zetten ons juist zonder pardon aan het werk met een oud eindexamen. Soms was het ook wel nodig, omdat er nou eenmaal nog veel moest gebeuren voor de naderende test.

Bij biologie bijvoorbeeld, bij uitstek een les waar veel lol getrapt wordt, was dat nu eens niet het geval. Het gehele uur werden er in rap tempo vragen gesteld en beantwoord. ‘Dit is denk ik de meest productieve les ooit,’ mompelde ik lachend tegen mijn buurvrouw, waarna ik meteen moest bukken voor een prop papier die naar mijn hoofd geworpen werd. Ik had niet gedacht dat de docent mijn opmerking ook zou horen.

Processed with VSCOcam with f2 preset

Die avond gingen we (net als de rest van Nederland) barbecuen. En dat zag er best feestelijk uit, vond ik zelf.

Processed with VSCOcam with kk2 preset

Ik maakte nog een foto van de mooie lucht.

Processed with VSCOcam with hb2 preset

En voor de rest waren mijn activiteiten vrij eenduidig: leren, leren, leren. Al probeerde ik tussendoor ook regelmatig wat zonnestraaltjes mee te pakken of ergens in een zwembad te springen.

Hierboven was ik bezig met mijn aller liefste lievelingsvak: wiskunde! Ik was zo mogelijk nog minder gemotiveerd dan anders om eraan te werken, aangezien het hoofdstuk waar we mee bezig waren geen examenstof was. Dat betekent dus dat ik er nu een toets over moest maken, om er vervolgens nooit meer iets mee doen. Daarnaast was het ook gewoon een moeilijk hoofdstuk. En het was warm, natuurlijk. Maar die toevoeging kan je in principe achter elke zin in dit verhaal plakken.

Mijn eerste cijfer heb ik inmiddels binnen: een 9,8 voor filosofie! Het was geen moeilijke test, dat moet gezegd. Voor mijn overgang of voor mijn gemiddelde maakte dit cijfer niet zoveel uit, maar toch ben ik er blij mee. Alleen al omdat ik het vak heel leuk vind en er een kans bestaat dat ik er verder mee wil. Ik heb dit jaar wel een aantal tienen gehaald, maar dat was meestal een kwestie van domweg dingen uit mijn hoofd leren. Dan valt er aan een filosofietest meer eer te behalen, wat mij betreft.

Dus dat was mijn week (en een beetje meer). Op naar de volgende!

WAT ER GAANDE IS

Processed with VSCOcam with f2 preset

Veel en weinig tegelijk. Laat me dat uitleggen.

Op school ben ik in de gebruikelijke eindejaarshectiek beland: een handvol so’s, twee literaire werken van weet-ik-het-hoeveel bladzijden en een onderzoek naar een maatschappelijk probleem. Dan nog wiskunde (sowieso problematisch), een performance (?) voor CKV en een praktische opdracht voor scheikunde, waardoor het voor mij zo mogelijk nog duidelijker is geworden dat ik nooit nooit nooit op een lab wil gaan werken. Ten slotte is de testweek ditmaal uitgewaaierd over twee weken. Dat is zo gedaan om het voor ons leerlingen wat minder stressvol te maken allemaal. Of dit effect behaald gaat worden, moet ik nog zien.

Processed with VSCOcam with hb1 preset

CKV-performance: abstractie op hoog niveau. 

Processed with VSCOcam with x1 preset

Scheikunde: toverdrank brouwen op hoog niveau

De motivatie is soms ver te zoeken. Wanneer het warm is en de dagen lang zijn, is er nou eenmaal veel te doen dat geen ‘huiswerk’ heet. Er is elke week wel sprake van een festival of een (eindexamen)feest. Ook het uitgaansgebied wordt met enige regelmaat bezocht, nu ik niet meer hoef te vrezen dat mijn tenen eraf vriezen wanneer ik om vier uur ’s nachts naar huis fiets.

Kortom: vanaf de vrijdag zijn er festiviteiten alsof het al vakantie is. En dan komt de maandag hard aan. Vriendin Colette verwoordde het erg treffend: ‘We gaan naar school tussen de weekenden door.’

Er gebeurt een heleboel, dus. Maar soms voel ik me leeg, ondanks alle dingen die ik doe en waarover ik nadenk. Dat klinkt misschien dramatisch, maar het is voor mij de meest kloppende omschrijving. De drukte in mijn hoofd maakt dan dat ik me nergens meer echt op kan focussen. Gelukkig kan ik inmiddels zonder schuldgevoel het besluit nemen om dit dan ook maar niet te proberen. Niet koste wat het kost elke taak tot in de puntjes af willen ronden, maar gewoon een avond op de bank gaan zitten en vol overgave niets doen. Gaan sporten terwijl ik ook had kunnen leren. Of een heel weekend geen boek openslaan, omdat mijn schema vol zit met leuke dingen.

FullSizeRender

(Ja, dit is een quote uit Harry Potter. Kon het niet laten.)

Ik weet dat, hoe deze periode ook mag verlopen, het over drie weken helemaal klaar is. Dat er dan even helemaal niets is, behalve dingen die me energie geven. Het zijn ook die dingen die ervoor zorgen dat ik de afgelopen weken prima ben doorgekomen. Ja, het was druk en ja, ik was geregeld moe, maar ik kan zeggen dat het goed met mij gaat. Dat ik me goed voel en blij ben en er een hoop lichtpuntjes zijn die me door de drukte heen helpen. Dingen om naar uit te kijken: een dag naar Pinkpop, een zonnige vrijdag met twee lieve vriendinnen en natuurlijk een hoop blijdschap vanwege geslaagde eindexamenleerlingen. (En niet te vergeten: het bijbehorende gala.) Dit alles maakt me blij en motiveert me om te proberen steeds positief te blijven, niet te veel te piekeren en alles te nemen zoals het komt. Een jaar geleden kon ik dat nog niet op die manier, dus ook het feit dat dit me nu wel lukt, zorgt voor een goed gevoel.

Processed with VSCOcam with f2 preset

Processed with VSCOcam with g3 preset

Processed with VSCOcam with b1 preset

Nog een lichtpuntje in de nabije toekomst: de presentatie van mijn film. Ik kijk er erg naar uit, omdat ik eindelijk kan laten zien waar ik al die tijd mee bezig ben geweest. Anderzijds maakt het behoorlijk wat zenuwen in mij los. Dat lijkt misschien gek, aangezien ik op dat moment niets anders hoef te doen dan de afspeelknop indrukken – het eigenlijke werk is al gedaan. En toch ben ik nerveus. Het verbaast me niets, om eerlijk te zijn. Er komen mensen die belangrijk voor mij zijn en aan wiens mening ik veel waarde hecht. Ik sta achter hetgeen dat ik gemaakt heb en ben er zelf tevreden mee. Maar dat neemt niet weg dat ik heel benieuwd ben of de film overeen zal komen met het beeld dat die mensen ervan gevormd hebben, naar aanleiding van wat ik hen erover verteld heb.

De presentatie zal deze vrijdag, 26 juni, plaatsvinden. Er komen nog twee drukke weken en dan nog een soort van drukke week, die ik hopelijk in dezelfde goede modus ga beleven. Dus dan weten jullie weer wat er gaande is. Ten slotte, voor de strijders in de het-is-bijna-vakantie-strijd: hang in thereAnd stay positive.