Dit is niet één van mijn doodles, noch een poging tot het maken van een collage (met maar twee plaatjes). Nee, dit is een foto van mijn telefoonhoesje. Niet het beste hoesje ooit, als je kijkt naar het feit dat er al na twee weken een stukje afgebroken is. (Het dunne stukje plastic bij de lock/unlock knop. Dus misschien zegt dit eerder iets over mijn telefoongebruik dan over de kwaliteit van het hoesje…) Wel een prima hoesje, als je kijkt naar het feit dat dit de enige is in mijn hele ‘telefoon-en-bijbehorende-hoesjes-geschiedenis’ die er langer dan twee weken omheen zit. Langer dan twee maanden zelfs, inmiddels. En eigenlijk wel het beste hoesje ooit voor mensen die niet kunnen knipogen. (Ik voel me aangesproken. Door mezelf…) Wiebel een beetje met je telefoon en het rechteroog doet het voor je. Het werkt hetzelfde als van die geribbelde boekenleggers en ansichtkaarten: beweeg ze heen en weer en er gaat een vlinder fladderen of komt er een aap uit een mouw. Van sommige mensen heb ik gehoord dat ze mijn ogen erop vinden lijken. En dat is ook wel zo. Afgezien van de volle, krullende wimpers (die ik niet heb) de nineties wenkbrauwen (die ik, thank god, ook niet heb) de oogvorm… En het feit dat zij wél kan knipogen, en dan niet met twee ogen tegelijk.
Maand: augustus 2013
#91 MELTDOWN
‘Zo.’ Dat was wat ik dacht toen ik rond kwart voor zeven op de bank plofte. Een lange schooldag zat erop, het was weekend. Een heerlijk bakje ijs op mijn schoot, tv’tje aan. Ik ging even niets meer… Shit. Het gevoel dat ik iets vergeten was bekroop me. Het was vrijdag. Kwart voor zeven. Dan had ik toch niets… Toch? !#$%@$%! Over een kwartier begon mijn dansles.
Door de jaren heen heb ik op heel wat clubjes en lessen gezeten. Hockey, tennis, tekenen, dansen, toneel, piano, zwemmen – genoeg naschoolse activiteiten, soms zelfs twee op één dag. Maar gek genoeg nog nooit op vrijdag. Na een jaar dansen op dinsdagavond ben ik overgeplaatst naar een andere groep. Vandaar dat het nog niet helemaal in mijn systeem zat, met pas één les op vrijdag achter de rug. Haasten zit wel in mijn systeem, en dat is wat ik deed. En ja, het was nodig. Een kwartier zou genoeg zijn om naar ongeveer elke plek in mijn eigen dorp te komen. Met de fiets. Helaas is mijn dansles een paar dorpen verderop, zo’n twintig minuten rijden. Met de auto. Dus: joggingbroek aan, dansschoenen en go! Papa stond gelukkig stand by en racete me erheen, ondertussen stuurde ik een sms’je aan mijn lerares. Achteraf bleek dat helemaal niet nodig. Om twee over zeven precies stond ik in de zaal, wel met een redelijk rood hoofd. De warming up had ik al gehad, laten we maar zeggen.
In de auto terug daalde een lekker soort moeheid over me neer. Dat heb ik altijd wanneer ik gedanst heb, me een uur lang op niets anders heb gefocust. Heerlijk vind ik dat, daar wil ik me best even voor haasten. We maakten nog een korte stop voor de foto van de dag. Rond half negen zette ik de avond gewoon voort waar ik was gebleven: op de bank. Mijn ijs was gebleven waar het was, zij het in een iets andere consistentie: helemaal gesmolten.
#90 OFF SICK
Gisteren werd ik wakker met het gevoel alsof er een tennisbal in mijn keel zat. Vandaag klonk mijn stem ook daadwerkelijk zo en leek mijn hoofd – pardon my French – vol snot te zitten. Niet zo leuk, wanneer je net in een nieuwe klas zit waarvan je de helft van de mensen nog niet kent. En zij mij dus ook niet – ik ben bang dat ik nog een wel even bekend zal staan als ‘dat meisje met dat rare niesje’ (die klinkt als een hoest en altijd zo’n tien keer achter elkaar klinkt) of ‘die ene met dat wc-papier in haar tas’. (Ik moest toch iets, mijn zakdoekjes waren op.) Sommige mensen kunnen hier prima mee omgaan. Die slikken een pilletje of negeren het simpelweg. Gisteren en vanochtend heb ik dat geprobeerd. Gewoon doorlachen, doorleren, doorleven. Dropje, Strepsil en niet zeuren. Maar mijn hoofd bleef maar bonken, ik voelde een raar soort misselijkheid. Voor de tigste keer zocht ik naar het wc-papier in mijn tas. Mijn bovenlip voelde aan als schuurpapier. Ik was er klaar mee. Noem me een watje, maar ik ging naar huis. (Ja, inderdaad, in mijn eerste officiële schoolweek, hoe krijg ik het voor elkaar.) Eenmaal thuis bleek een bed, een echte zakdoek en slaap al een hoop goed te maken. ’s Avonds belde oma, met onder andere de mededeling dat mijn neefje zijn arm gekneusd had en mijn nichtje haar duim gebroken. ‘Ja, Milou is een beetje verkouden.’ Dat relativeert de boel – morgen weer naar school.
#89 BIRTHDAY CANDLES
#88 BLUE JEANS
De spijkerbroek is zo’n ding waar ik een haat-liefde verhouding mee heb. Om positief te beginnen: ze zitten natuurlijk heerlijk. Ik snap, mannelijke lezers, dat jullie je daar misschien niets bij voor kunnen stellen. Zo’n skinny jeans ziet er ook niet comfortabel uit, dat ben ik met jullie eens. Maar het tegendeel is waar, want zal ik eens een geheimpje verklappen? Die dingen stretchen als een malle. Sterker nog: sommigen hebben niet eens een gulp – het zijn gewoon vermomde leggings. Daar zou je tien kilometer in kunnen hardlopen, mocht je dat graag willen. Kleine sidenote: het kan even duren voordat je die perfecte goedzittende spijkerbroek hebt gevonden. Maar dat verhaal zal ik bewaren voor een andere keer. Ik houd ook van de spijkerbroek wanneer ik iets mors. Niet vanwege de vlek die dan achterblijft (want vlekken zijn irritant en ik denk dat ik niet de enige ben die dat vindt), maar omdat het niet zo veel uitmaakt – je zegt gewoon dat het erbij hoort. Zelfde geld voor gaten. (Al moet je wel een beetje strategisch knoeien. Ik had eens gele verfvlekken op een lichtblauwe spijkerbroek, nou, niemand ging geloven dat dat erbij hoorde. Het zag eruit alsof ik een kuipje McDonalds mayonaise op mijn schoot had laten vallen.) De haat-zijde, ik zal het kort houden: blauwe vlekken op je benen omdat de stof afgeeft. De hele dag met een natte broek rondlopen wanneer het geregend heeft terwijl je naar school fietste. Ten slotte: iedereen loopt ermee. Het lijkt wel het tenue van ‘de middelbare scholier’: t-shirt, gympen… En een spijkerbroek. Dat vind je misschien niet per se een nadeel. Maar wanneer ik eens denk: ‘Hé, laat ik vandaag een spijkerbroek aandoen!’ en ik merk dat de rest van de school die ochtend precies hetzelfde dacht… Dan voel ik me wel een beetje saai. Aan de andere kant: wanneer ik eens niet mijn setje voor de volgende dag heb klaargelegd (want living on the edge of gewoon te lui), en ik weet het echt niet ’s ochtends, dan pak ik gewoon een spijkerbroek. En dan zit het meestal wel goed – letterlijk en figuurlijk.
#87 BACK TO NORMAL
Appels op dag zevenentachtig, dat zie je goed. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar mijn eetpatroon tijdens vakanties ten opzichte van… nou ja, niet-vakanties, verschilt nogal. Bij gezellige momenten komt nou eenmaal vaak lekker eten kijken. En in de vakantie zijn er nou eenmaal veel gezellige momenten. Soms duren ze een paar uur (feestjes), soms een dag (een keertje Efteling, Amsterdam, Antwerpen). Soms dagen achtereen (zeilkamp, werkweek, Amerika). En dan eet je vaak friet. Of pizza. En snoep en chips en…. Dat is helemaal niet erg. Maar op een bepaald moment ben ik er wel weer klaar mee. Dan mis ik mijn fruitjes. En sowieso: nu het gewone leven is begonnen, kan dat met het gewone eten ook wel weer gebeuren. Wat mijn foto’s betreft: daar mag ook wel wat verandering in komen. De bloemen hier in huis heb ik wel zo’n beetje gehad en met die appels kan ik ook niet te lang doorgaan, want gebutst (door het vele verplaatsen) zijn ze niet lekker meer. (En bovendien, binnen een paar dagen zijn ze op.) Maar op school zijn er nou eenmaal niet veel interessante foto-onderwerpen te vinden. Laat staan veel tijd om daadwerkelijk foto’s te maken. (Ik zie het voor me. Midden in de les: ‘Mevrouw, zou u even opzij kunnen gaan, u staat nog net binnen mijn kader.’) Maar ik blijf die foto’s maken, interessant of niet. Want hoewel de summervakantie weer voorbij is, zijn er nog 13 Days of Summer te gaan.
#86 LET’S MAKE THAT A FLOWERWEEKEND
#85 FLOWERDAY
#84 ALL THAT MATTERS
‘Goooeeeedemorgen!!!!! Wakker worden!’ ‘Bats boem beng!’ ‘Over twee minuten op het sportveld!’ ‘Boem bats beng!’ ‘Klingelingeling!’ ‘Allemaal aankleden – nee, natuurlijk ga je niet in je onderbroek naar buiten!’ ‘Bats beng boem!’ ‘Wakker worden!’
Deze geluiden schalden om kwart voor zeven door de gangen. Om kwart over zes ging de wekker, om half zeven slingerde ik mijn benen uit bed. Joggingbroek aan, plens water in mijn gezicht en op onze tenen naar de keuken. Daar vonden we lepels, pannendeksels en ook nog een bel. Trappen weer op, 3, 2, 1…
Een week als minimentor mee op werkweek gaan is erg goed voor je zelfvertrouwen. ‘Jullie zijn zo lief!’ ‘Ik wou dat we zes minimentoren hadden, want jullie zijn allemaal zo gezellig’ en meer van dat soort uitspraken. Daarnaast het feit dat bruggers graag met je komen kletsen en over het algemeen meteen luisteren als je iets vraagt. Maar vanochtend aan het ontbijt bleek de liefde over. ‘Moest dat nou?’, boze blikken en zelfs ‘We pakken jullie nog wel terug!’. Toen ik vertelde dat ik als brugklasser ook uit mijn bed ben gelicht voor ochtendgymnastiek, verzachtte dat de pijn een beetje.
Bij de lunch deden we het nog eens dunnetjes over. Een paar dagen geleden werden ik en mijn kamergenootjes na het eten, voor een hele zaal met brugklassers, door een docent gevraagd om even op te staan. ‘Want wat we daar aantroffen tijdens de kamerinspectie… Overal kleren, snoeppapiertjes, schoenen…’ Gevolg: een stuk of tien brugklassers aan onze deur, die maar al te graag onze ‘enorme puinhoop’ wilden bekijken. En vervolgens een redelijk nette kamer aantroffen. (Ja, ik zeg redelijk, ik ben ook geen heilig boontje. En daarnaast slecht in het leven vanuit een koffer.) Voor het eten kondigden we aan dat wij mini’s nog even iets wilden zeggen over de ochtendgymnastiek. ‘Prima,’ sprak één docent, nietsvermoedend. ‘Jongens, jullie hebben het allemaal heel goed gedaan vanochtend. Maar er waren twee mensen die ons teleurgesteld hebben… Of zij even op willen staan?’
En zo kwam het dat er twee docenten push-ups deden in de eetzaal. Wakker gemaakt worden en vervolgens blijven liggen, dat kan natuurlijk niet. ‘Dus mogen jullie het nu even inhalen.’ Maar ook de brugklassers en minimentoren werden nog even flink aan het werk gezet met een potje touwtrekken. Voorafgaand hieraan deden we de ‘ja/nee’ quiz. De vorige avond hadden we gevuld met het bedenken van rare dingen over docenten, minimentoren en onze school. Sommigen waar (‘In de zomervakantie hebben er koeien op het sportveld gestaan.’ Ik kon het eerst ook niet geloven, maar ze waren ontsnapt en beland op het gras achter de school) anderen niet (‘De beha die de mini’s gebruikten bij hun act was rood.’ Nope – hij was roze.) Prima spel vond ik, wij hoefden alleen maar in de zon te liggen en toe te kijken. Maar daarna dus touwtrekken en toen was actie vereist. De tactiek werd doorgesproken (om en om links en rechts gaan staan, handen ook afwisselen, sterksten achteraan) en trekken maar. Drie uit vier gewonnen – we konden weer trots zijn op onze klas.
Een bus draaide het terrein op: het was bijna tijd om te gaan. Er werden groepsfoto’s gemaakt. Echte plaatjes waren het: lachende en juichende kinderen omringd door een groen grasveld en een strakblauwe lucht. De lol straalde er vanaf. ‘Dit is op het moment hun leven.’ zei een docent. Ik weet dat hij gelijk had, omdat ik het me nog zo goed kan herinneren van mijn eigen werkweek. Niets anders leek uit te maken. Een mooi toneelstuk maken, alle spelletjes winnen en je agenda voorbeeldig invullen – dat was toen belangrijk. Maar boven alles: nieuwe mensen leren kennen. Gesloten vriendschappen zouden voor altijd zijn. Deels klopte dit natuurlijk niet: er zijn mensen waar ik op werkweek veel mee omging, maar die ik nu nooit meer spreek. Aan de andere kant heb ik heel wat echte vrienden overgehouden aan die dagen. Mijn klas in de eerste was erg hecht en zal denk ik altijd mijn favoriete klas blijven. Nog geen gekat tussen de meisjes of geklooi met de jongens. Iedereen ging om met iedereen, zei wat hij bedoelde en wat hij dacht (soms tot irritatie van docenten). We hadden vooral heel veel lol met elkaar. Ik hoop dat mijn klasje hun brugklasjaar ook zo gaat beleven. En dat ik daar misschien een klein beetje bij kan helpen.
#83 LOUD AND CLEAR
De ochtend begon met wat gekreun, een warme douche en een potje pinkelen bij het ontbijt. (‘Commando plat. Commando bol. Hol. Ha! Af!) Vervolgens weer lessen (‘Maar, wat nou als je écht de weg kwijt bent?’) en lunch. (‘Commando bol. Muur. Plat. Hol. Vlaggetjes. Eeeeennn pinkelen. Ja, allemaal af!’)
’s Middags was het tijd voor waterspellen. Dat de buienradar regen voorspelde, maakte niet zo veel uit: nat werden we toch wel. We, ja, ik ook, ondanks dat ik niet deelnam aan de spellen maar gewoon punten stond te turven en aan stond te moedigen. In het begin zorgde enkel de regen voor wat spetters op mijn t-shirt. Ik moest wel oplettend zijn. ‘Jongens, jullie weten dat jullie niet gaan winnen als jullie nu mij gaan bekogelen, hè?’ Maar niet alleen voor de bruggers moest ik uitkijken – vertrouw nooit een leraar met een tuinslang in zijn hand, dat heb ik vorig jaar wel geleerd. Tijdens de spellen bleef ik dus droog. Tijdens het watergevecht wat daarna losbarstte niet. ‘Allemaal op de minimentoren!’ Achtervolgingen door het natte gras, slippers die in het rondvlogen en hele emmers water over mijn hoofd. Doorweekt tot aan mijn bikinibroekje (want dit hadden we natuurlijk zien aankomen). Maar wel veel gelachen en bovendien: het hoort er gewoon bij. Ik was absoluut niet de enige – achtentachtig bruggers verlieten rillend het sportveld.
De rest van de dag stond in het teken van de Bonte Avond – nadat iedereen weer warm en droog was, tenminste. Er werd geoefend, er vond een generale repetitie plaats en toen was het zover. ‘Zenuwachtig?’ vroeg ik. ‘Neuh..’ Had ik kunnen weten – zenuwen zijn niet cool. De drie klassen hadden totaal verschillende dingen bedacht, dat was heel leuk om te zien. Ons klasje deed het super: met veel enthousiasme, leuke liedjes tussendoor en: luid en duidelijk. (Maar dat kon ook bijna niet anders. ‘Wat is ook alweer het allerbelangrijkste, jongens?’ ‘Luid en duidelijk!’ ‘Goedzo.’ Maar vooral plezier hebben natuurlijk, dat zei ik er telkens snel achteraan. Al deden ze dat toch wel, ook zonder mijn advies.) En toen waren wij mini’s zelf aan de beurt. Snel naar achter en stress, stress, want we moesten ons snel omkleden en bovendien was het behoorlijk donker. ‘Waar is mijn sok? Jongens, ik ben mijn sok kwijt!’ ‘Ssshht!’ ‘Ik moet nog sproeten!’ ‘Dames, zijn jullie klaar?’ ‘We hadden toch vijf minuten?’ ‘Heeft iemand mijn sok gezien?!?’ Met één sok stond ik uiteindelijk te dansen, wat eigenlijk ook wel bijdroeg aan de knulligheid van onze outfits. Bloesjes hoog dichtgeknoopt, bretels, brillen, pleisters, kniekousen (of één kniekous, in mijn geval), rugzakken gevuld met kussens en ons haar in K3-stijl (vlechtjes, twee staartjes of één staart op een plek waar hij normaal nooit zit). Ja, dit jaar gingen we er helemaal voor. Ook wat zang betreft – luid en duidelijk, ik moest er natuurlijk zelf ook aan geloven. ‘Ik ben een brugsmurf, brugpieper!’ Ja, dat zit zeker nog een week in mijn hoofd.
De disco die volgde was ook heel leuk – het plezier was aan heel veel gezichten af te lezen, super om te zien. Om elf uur werden er ‘banen op het spel gezet’ om nog een half uurtje door te kunnen gaan (‘want daar zijn hele strenge regels voor. Dit kan eigenlijk echt niet.’) ‘Maar kunnen we dan wel afspreken dat iedereen straks binnen tien minuten in bed ligt met het licht uit?’ In koor ‘Jaaa!’ natuurlijk, super schattig. Toen het echt, écht afgelopen was, lag iedereen behoorlijk snel in bed. Niet gek: van die korte nachtjes, vele indrukken en volle schema’s wordt je behoorlijk moe. Wij zaten nog even beneden, maar maakten het niet extreem laat. De wekker zou om kwart over zes gaan. Waarom? Dat lees je morgen.
(Wat een cliffhanger, hè?)