‘Goooeeeedemorgen!!!!! Wakker worden!’ ‘Bats boem beng!’ ‘Over twee minuten op het sportveld!’ ‘Boem bats beng!’ ‘Klingelingeling!’ ‘Allemaal aankleden – nee, natuurlijk ga je niet in je onderbroek naar buiten!’ ‘Bats beng boem!’ ‘Wakker worden!’
Deze geluiden schalden om kwart voor zeven door de gangen. Om kwart over zes ging de wekker, om half zeven slingerde ik mijn benen uit bed. Joggingbroek aan, plens water in mijn gezicht en op onze tenen naar de keuken. Daar vonden we lepels, pannendeksels en ook nog een bel. Trappen weer op, 3, 2, 1…
Een week als minimentor mee op werkweek gaan is erg goed voor je zelfvertrouwen. ‘Jullie zijn zo lief!’ ‘Ik wou dat we zes minimentoren hadden, want jullie zijn allemaal zo gezellig’ en meer van dat soort uitspraken. Daarnaast het feit dat bruggers graag met je komen kletsen en over het algemeen meteen luisteren als je iets vraagt. Maar vanochtend aan het ontbijt bleek de liefde over. ‘Moest dat nou?’, boze blikken en zelfs ‘We pakken jullie nog wel terug!’. Toen ik vertelde dat ik als brugklasser ook uit mijn bed ben gelicht voor ochtendgymnastiek, verzachtte dat de pijn een beetje.
Bij de lunch deden we het nog eens dunnetjes over. Een paar dagen geleden werden ik en mijn kamergenootjes na het eten, voor een hele zaal met brugklassers, door een docent gevraagd om even op te staan. ‘Want wat we daar aantroffen tijdens de kamerinspectie… Overal kleren, snoeppapiertjes, schoenen…’ Gevolg: een stuk of tien brugklassers aan onze deur, die maar al te graag onze ‘enorme puinhoop’ wilden bekijken. En vervolgens een redelijk nette kamer aantroffen. (Ja, ik zeg redelijk, ik ben ook geen heilig boontje. En daarnaast slecht in het leven vanuit een koffer.) Voor het eten kondigden we aan dat wij mini’s nog even iets wilden zeggen over de ochtendgymnastiek. ‘Prima,’ sprak één docent, nietsvermoedend. ‘Jongens, jullie hebben het allemaal heel goed gedaan vanochtend. Maar er waren twee mensen die ons teleurgesteld hebben… Of zij even op willen staan?’
En zo kwam het dat er twee docenten push-ups deden in de eetzaal. Wakker gemaakt worden en vervolgens blijven liggen, dat kan natuurlijk niet. ‘Dus mogen jullie het nu even inhalen.’ Maar ook de brugklassers en minimentoren werden nog even flink aan het werk gezet met een potje touwtrekken. Voorafgaand hieraan deden we de ‘ja/nee’ quiz. De vorige avond hadden we gevuld met het bedenken van rare dingen over docenten, minimentoren en onze school. Sommigen waar (‘In de zomervakantie hebben er koeien op het sportveld gestaan.’ Ik kon het eerst ook niet geloven, maar ze waren ontsnapt en beland op het gras achter de school) anderen niet (‘De beha die de mini’s gebruikten bij hun act was rood.’ Nope – hij was roze.) Prima spel vond ik, wij hoefden alleen maar in de zon te liggen en toe te kijken. Maar daarna dus touwtrekken en toen was actie vereist. De tactiek werd doorgesproken (om en om links en rechts gaan staan, handen ook afwisselen, sterksten achteraan) en trekken maar. Drie uit vier gewonnen – we konden weer trots zijn op onze klas.
Een bus draaide het terrein op: het was bijna tijd om te gaan. Er werden groepsfoto’s gemaakt. Echte plaatjes waren het: lachende en juichende kinderen omringd door een groen grasveld en een strakblauwe lucht. De lol straalde er vanaf. ‘Dit is op het moment hun leven.’ zei een docent. Ik weet dat hij gelijk had, omdat ik het me nog zo goed kan herinneren van mijn eigen werkweek. Niets anders leek uit te maken. Een mooi toneelstuk maken, alle spelletjes winnen en je agenda voorbeeldig invullen – dat was toen belangrijk. Maar boven alles: nieuwe mensen leren kennen. Gesloten vriendschappen zouden voor altijd zijn. Deels klopte dit natuurlijk niet: er zijn mensen waar ik op werkweek veel mee omging, maar die ik nu nooit meer spreek. Aan de andere kant heb ik heel wat echte vrienden overgehouden aan die dagen. Mijn klas in de eerste was erg hecht en zal denk ik altijd mijn favoriete klas blijven. Nog geen gekat tussen de meisjes of geklooi met de jongens. Iedereen ging om met iedereen, zei wat hij bedoelde en wat hij dacht (soms tot irritatie van docenten). We hadden vooral heel veel lol met elkaar. Ik hoop dat mijn klasje hun brugklasjaar ook zo gaat beleven. En dat ik daar misschien een klein beetje bij kan helpen.