De ochtend begon met wat gekreun, een warme douche en een potje pinkelen bij het ontbijt. (‘Commando plat. Commando bol. Hol. Ha! Af!) Vervolgens weer lessen (‘Maar, wat nou als je écht de weg kwijt bent?’) en lunch. (‘Commando bol. Muur. Plat. Hol. Vlaggetjes. Eeeeennn pinkelen. Ja, allemaal af!’)
’s Middags was het tijd voor waterspellen. Dat de buienradar regen voorspelde, maakte niet zo veel uit: nat werden we toch wel. We, ja, ik ook, ondanks dat ik niet deelnam aan de spellen maar gewoon punten stond te turven en aan stond te moedigen. In het begin zorgde enkel de regen voor wat spetters op mijn t-shirt. Ik moest wel oplettend zijn. ‘Jongens, jullie weten dat jullie niet gaan winnen als jullie nu mij gaan bekogelen, hè?’ Maar niet alleen voor de bruggers moest ik uitkijken – vertrouw nooit een leraar met een tuinslang in zijn hand, dat heb ik vorig jaar wel geleerd. Tijdens de spellen bleef ik dus droog. Tijdens het watergevecht wat daarna losbarstte niet. ‘Allemaal op de minimentoren!’ Achtervolgingen door het natte gras, slippers die in het rondvlogen en hele emmers water over mijn hoofd. Doorweekt tot aan mijn bikinibroekje (want dit hadden we natuurlijk zien aankomen). Maar wel veel gelachen en bovendien: het hoort er gewoon bij. Ik was absoluut niet de enige – achtentachtig bruggers verlieten rillend het sportveld.
De rest van de dag stond in het teken van de Bonte Avond – nadat iedereen weer warm en droog was, tenminste. Er werd geoefend, er vond een generale repetitie plaats en toen was het zover. ‘Zenuwachtig?’ vroeg ik. ‘Neuh..’ Had ik kunnen weten – zenuwen zijn niet cool. De drie klassen hadden totaal verschillende dingen bedacht, dat was heel leuk om te zien. Ons klasje deed het super: met veel enthousiasme, leuke liedjes tussendoor en: luid en duidelijk. (Maar dat kon ook bijna niet anders. ‘Wat is ook alweer het allerbelangrijkste, jongens?’ ‘Luid en duidelijk!’ ‘Goedzo.’ Maar vooral plezier hebben natuurlijk, dat zei ik er telkens snel achteraan. Al deden ze dat toch wel, ook zonder mijn advies.) En toen waren wij mini’s zelf aan de beurt. Snel naar achter en stress, stress, want we moesten ons snel omkleden en bovendien was het behoorlijk donker. ‘Waar is mijn sok? Jongens, ik ben mijn sok kwijt!’ ‘Ssshht!’ ‘Ik moet nog sproeten!’ ‘Dames, zijn jullie klaar?’ ‘We hadden toch vijf minuten?’ ‘Heeft iemand mijn sok gezien?!?’ Met één sok stond ik uiteindelijk te dansen, wat eigenlijk ook wel bijdroeg aan de knulligheid van onze outfits. Bloesjes hoog dichtgeknoopt, bretels, brillen, pleisters, kniekousen (of één kniekous, in mijn geval), rugzakken gevuld met kussens en ons haar in K3-stijl (vlechtjes, twee staartjes of één staart op een plek waar hij normaal nooit zit). Ja, dit jaar gingen we er helemaal voor. Ook wat zang betreft – luid en duidelijk, ik moest er natuurlijk zelf ook aan geloven. ‘Ik ben een brugsmurf, brugpieper!’ Ja, dat zit zeker nog een week in mijn hoofd.
De disco die volgde was ook heel leuk – het plezier was aan heel veel gezichten af te lezen, super om te zien. Om elf uur werden er ‘banen op het spel gezet’ om nog een half uurtje door te kunnen gaan (‘want daar zijn hele strenge regels voor. Dit kan eigenlijk echt niet.’) ‘Maar kunnen we dan wel afspreken dat iedereen straks binnen tien minuten in bed ligt met het licht uit?’ In koor ‘Jaaa!’ natuurlijk, super schattig. Toen het echt, écht afgelopen was, lag iedereen behoorlijk snel in bed. Niet gek: van die korte nachtjes, vele indrukken en volle schema’s wordt je behoorlijk moe. Wij zaten nog even beneden, maar maakten het niet extreem laat. De wekker zou om kwart over zes gaan. Waarom? Dat lees je morgen.
(Wat een cliffhanger, hè?)