ANDERS

Curacao 1415

Het einde van het jaar is voor velen het moment om terug te kijken. Naar wat je dat jaar bereikt hebt (of niet), naar hoogtepunten, misschien dieptepunten en in het algemeen de dingen waar je aan wilt denken bij het horen van ‘2014’. Ik ben daar niet zo goed in. De laatste paar dagen heb ik me afgevraagd hoe dat komt en ik denk dat ik het weet.

De laatste twee weken van het jaar zijn anders dan de andere vijftig. Niet ik-hoef-niet-naar-school-anders. Of we-vieren-kerst-en-oud-en-nieuw-anders. Alles-anders-anders.

Het begint al bij het uitstappen uit het vliegtuig. In Nederland zijn er dagen waarop ik het bestaan van de zon in twijfel trek. Dat ik in het donker vertrek en in het donker thuiskom. In de tussentijd is alles grijs. In Curacao lijkt het leven getint met aquarelverf. Helderblauwe lucht, felgroene begroeiing en huizen in pastelkleurig roze en geel.

Alleen hier word ik wakker met het geluid van de zee en de vogels. Salamanders schieten voor mijn voeten weg bij het geluid van klikkende slippers. Drijvend op mijn rug hoor ik beneden me de schelpen tinkelen op het ritme van de golven. Het wit van mijn nagels wordt zo wit als het alleen hier was en alleen hier zal zijn, door het zout van de zee en het bruin op mijn handen.

Mijn gedachtes gaan voornamelijk over basale zaken. ‘Waar gaan we eten vanavond?’, ‘Welk boek zal ik nu gaan lezen?’ ‘Hé, een pelikaan!’ Ik kijk niet verder dan een dag vooruit. En dus ook niet zo veel verder terug.

CENTRUM VAN DE WERELD

Ik ben opgegroeid in het centrum van de wereld. Tien jaar lang woonde ik op de plek waar iedereen zich bevond en waar alles gebeurde. Mijn vriendinnetjes woonden er ook. Ik kende hen van school of van de sportclub. Onze huizen waren op spuugafstand van elkaar. We vonden dezelfde dingen leuk en leidden eenzelfde soort leven.

Het was een veilige en vooral vertrouwde omgeving. De mensen leefden volgens een vast stramien. Er was de man op de hoek, die van zijn huis een tweedehandswinkel had gemaakt. Iedere dag stalde hij zijn spullen uit op zijn oprit. Soms hield hij koopzondag. De jeugd ging elke zaterdag naar hetzelfde café. Op het informatiebord werd eens in de zoveel tijd een bingoavond aangekondigd.

Nog steeds woon ik op die plek, een dorpje vlakbij Eindhoven. Het was voor mij lange tijd ondenkbaar dat ik er ooit weg zou gaan. Alles was daar goed en fijn, dus waarom zou ik? Toen ik naar de middelbare school ging, kwam ik erachter. Sindsdien is mijn wereld gegroeid. Ik realiseerde me dat mijn dorp niet meer het centrum was. Nooit geweest, zelfs. ‘Iedereen’ had voor mij uit zestienduizend mensen bestaan, terwijl het er in werkelijkheid zeven miljard waren.

Langzaam maakte ik me los van het dorp. Ik begon te zien dat de mensen al jaren dezelfde dingen deden. En vooral dat ze die nog jaren zouden blijven doen. Veilig en vertrouwd werd suf en saai. Soms ergerde ik me eraan, soms lachte ik erom. Ik wist in ieder geval zeker: dit was precies wat ik níét wilde. Ik was klaar met de ons-kent-ons-cultuur en had genoeg van de vraag: ‘Bende gij d’r één van…’ Ik wilde mijn eigen ding gaan doen.

Op dat punt bevind ik me nu. Ik kijk ernaar uit om over anderhalf jaar het dorp achter me te laten. Waar precies ik terecht zal komen, weet ik nog niet. Wat ik wel weet, is dat wat er ook gebeurt – in de wereld, in mijn leven – er een plek is waar alles nog hetzelfde zal zijn. Waar de man op de hoek zijn spullen uitstalt en op het informatiebord een bingoavond is aangekondigd. Ergens vind ik dat een geruststellende gedachte. Maar het zal een gedachte blijven. Want in de praktijk ga ik vertrekken. Over anderhalf jaar ben ik weg. De wereld roept.

Deze column verscheen ook in De Nuenense Krant.

 

PROJECT 338

Opgeven is niet mijn ding. Wanneer iets niets goed (meer) loopt, ploeter ik liever door tot het einde dan dat ik toegeef dat ik het niet kan afmaken op de manier waarop ik het voor ogen had. Perfect, dus.

Mijn Project 365 liep al een tijdje niet meer op die manier. Vaak was een foto maken pas het laatste wat ik deed op een dag, waardoor de kwaliteit te wensen over liet. Tijd om te schrijven had en nam ik niet. Bovendien begon het te voelen als nog een verplichting die ik ’s avonds van mijn lijstje kon strepen.

Dat was nou precies niet de bedoeling. In 2012 ben ik dit project gestart om twee redenen. Ten eerste wilde ik beter worden in fotografie, iets waar ik heel nieuwsgierig naar was. Ten tweede wilde ik veel foto’s maken omdat ik het simpelweg heel leuk vond. Ergens in november begon ik te beseffen dat ik aan allebei deze doelen niet meer kon voldoen. ‘Gewoon doorgaan!’ was de standaard reactie van mijn geweten. Maar sinds ik bezig ben mijn leven wat rustiger en blijer te maken, is er ook een andere stem aanwezig. Een stem die zegt: ‘Waarom zou je, Milou? En voor wie?’ Ik bedacht me: voor mij was stoppen eigenlijk een grotere prestatie dan doorgaan. En dus is Project 365, Project 338 geworden. En het mooiste is dat ik daar zelf vrede mee heb.

Wat gebeurt er dan met Picture this by Milou? Om eerlijk te zijn weet ik dat zelf ook nog niet precies. En dat vind ik eigenlijk wel prima. Ik ga eens lekker de tijd nemen om erover na te denken. Ik weet vrijwel zeker dat ik binnenkort mijn creativiteit hier weer zal uiten. Ik kan niet ‘niet’ creatief zijn. Het hoort bij mij en de manier waarop ik naar de wereld kijk. Het zal wel in een lagere frequentie zijn, denk ik. Want ook dat miste ik: de tijd nemen om mooie dingen te maken. Laatst heb ik gemerkt dat, wanneer ik de kans krijg om te schaven en schrappen, ik tot betere dingen kom.

Er zijn een hoop dingen die ik hier niet laat weten. De voortgang van mijn film, bijvoorbeeld. Ik zou het zo graag delen, maar ben bang dat het eindresultaat dan niet interessant meer is. Tenslotte heb je dan alle stukjes al gezien. Toch denk ik dat er een manier moet zijn om jullie op mijn blog mee te nemen in dit proces. Voor jullie leuk (denk ik?), voor mij heel nuttig ter reflectie. (En ik ben mega enthousiast, dus ik wil het graag delen.) Dat is iets waar ik dus nog op terug zal komen.

Verder is er vandaag iets heel tofs gebeurd: ik sta in de krant. Met een column. Via school kreeg ik de kans, die ik natuurlijk met beide handen aangreep. Het is een klein krantje, maar wel 500 woorden, met naam en foto, alles erop en eraan. Ik denk dat ik hem morgen in kan scannen en hier kan plaatsen. Het is waarschijnlijk dat het niet bij één keer blijft. Dus ook dat is iets wat je hier nog kan verwachten.

Rest mij nog één ding: de mensen bedanken die mijn project gevolgd hebben. De reacties die ik van jullie kreeg, digitaal en mondeling, hebben me telkens heel blij gemaakt. Bedankt daarvoor! Dan ga ik nu vakantie vieren. Foto’s maken wanneer ik daar zin in heb. Het vooral niet doen wanneer ik er geen zin in heb. En dan horen jullie snel weer van mij.

#338 A B C

IMG_4579

Dit was mijn dag. Oefenen, oefenen, oefenen, met mijn theorie-examen in het vooruitzicht. Ik bleef maar zakken op het onderdeel waar ‘iedereen sowieso voor zou slagen’: gevaarherkenning. Dat gaat ongeveer zo: je krijgt een plaatje te zien van een verkeerssituatie en de snelheid waarmee je rijdt. Vervolgens kan je drie dingen doen: remmen, gas loslaten of niets.

Het is een makkelijk onderdeel, wanneer je de antwoorden geeft die ze willen horen. Er zijn een paar scenario’s waarin je dit zeker weet. Kind op de weg: remmen. Koe op de weg: remmen. Voor een bocht gas terugnemen en bij slechte weersomstandigheden minstens 30 kilometer langzamer rijden dan is toegestaan. Probleem is dat ik het vaak niet eens was met het ‘juiste’ antwoord. Ik zou nooit met vijftig kilometer per uur langs twee fietsers rijden – ook niet wanneer de weg hier ‘breed genoeg voor is’. ‘Breed genoeg’, dat is natuurlijk nogal een subjectief begrip. Breed genoeg voor iemand met veel rijervaring, ja. Maar niet voor mij.

Gelukkig waren het verder allemaal kennisvragen. Lekker feitjes uit mijn hoofd leren – geen twijfel over mogelijk.