
Dit idee ging al maanden, misschien zelfs jaren terug. Wat begon als een wild plan ontwikkelde zich via maandelijkse speculaties op FaceTime naar wekelijkse enthousiaste kreten op WhatsApp. ‘Nog elf/zes/drie dagen!’ En uiteindelijk was het werkelijkheid. Dinsdag 4 april, een uur of elf. Ik flip-flopte in mijn handdoekje over de gang van Crawford Hall, Roanoke College, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Met natte haren en een frisse blik kwam ik de kamer weer in. Mijn opengeslagen koffer fungeerde als struikelblok recht voor de deur – en zou dat nog de hele week blijven doen. Het was ergens raar om op deze plek te zijn, die ik alleen als achtergrond kende. Alsof ik op de set van mijn favoriete film was beland, en nu ontdekte hoe het er in 3D uitzag. Ik herkende de wandkleden, de stapelbedsituatie en de Nederlandse vlag, die regelmatig achter Colettes hoofd bungelde als we elkaar spraken. De kast was behangen met foto’s – diplomauitreiking, gala, laatste schooldag – die me er nogmaals aan herinnerden hoeveel er in een paar maanden kan veranderen.

De rest van de dag zag ik hoeveel er in een paar maanden kan ontstaan. Een heel nieuw leven, vol nieuwe mensen en met nieuwe vanzelfsprekendheden, dit alles beschenen door een fanatieke lentezon. We liepen over de campus, langs semi-historische gebouwen en grasvelden waar dikke eekhoorns vrolijk overheen huppelden. We eindigden in commons, de plek voor je dagelijkse portie cornflakes of pasta bake. Daar koppelde ik gezichten aan de namen en verhalen die ik geregeld voorbij had horen komen.

Inmiddels was ik zo’n veertig uur wakker. Een mengeling van enthousiasme en opluchting had me overeind gehouden, maar rond vier uur stortte ik dan toch in. ‘Ben ik helemaal hierheen gevlogen, lig ik midden op de dag te tukken,’ mompelde ik vanonder de dekens tegen roommate Caroline. ‘Ah joh, dat geeft niks,’ antwoordde die. ‘Dat doet iedereen hier. Hoort allemaal bij de college experience.‘
En een ervaring, dat was het zeker. Ik noem het vakantie, maar het was veel meer dan dat. Het was een kijkje in Colette’s leven hier, van midterms en matches tot feestjes en brakke ochtenden . The full college experience, maar dan in één week.

Mijn meest gedachte gedachte: dit is zó Amerikaans. Lopend over de campus tussen in sportleggings gehulde meisjes en jongens in korte broeken bij twaalf graden. In commons, waar je de keuze had uit zeker dertig soorten frisdrank. Van de kantinejuf kreeg je een bord pasta met kip/aardappels met kip/burrito met kip. ‘There you go, sweetie.’ Tijdens de bierpongsessie op de tweede verdieping. Wat meisjes op een stapelbed, vier jongens achter de tafel, wij wachtend op onze beurt. De deur werd scherp in de gaten gehouden – de grens van 21 haalde niemand nog.

Stiekeme supermarktwijn dus, op vrijdagavond. We speelden Cards against Humanity, een spel dat zo simpel klinkt dat het wel saai moet zijn – maar dat is het niet. Dit was een moment voor de andere frequente gedachte: kijk mij nou. Kijk mij nou de slappe lach hebben vijfduizend kilometer van huis, in een dorm versierd met kerstlichtjes. Kijk mij roadtrippen op zondag, over een hek klimmen, aan het water liggen in shorts en bh-die-best-voor-een-bikini-door-kan-en-sowieso-niemand-kent-me-hier. De terugweg spendeerde ik rozig in het midden van de achterbank, licht zout en licht zanderig. We reden langs wel honderd roze bomen, over heuvels, langs schapen en begraafplaatsen. Een oranje zon scheen de auto binnen, vanuit de speakers klonk Barcelona van Ed Sheeran, veel harder dan elke Echte Volwassene zou tolereren.

Ze waren heel ver weg, die Echte Volwassenen. In het weekend naar huis gaan is een uitzondering, want het kan je makkelijk vijf uur in een vliegtuig kosten om daar te komen. En dus zijn je vrienden, naast je klasgenoten, ook je huisgenoten en surrogaatfamilie.

Iedereen was heel close, en door mijn komst nog net iets closer. Met z’n drie-en-halven sliepen we in Colette’s tweepersoons dorm. Ik in haar bed, zij op een matras, om mijn allergie-terreur enigszins te beperken. (Thanks Co. Much appreciated.) Op een gegeven moment bevonden we ons met zes man op die twintig vierkante meter. Haley, de officiële roommate. Haar vriendje, bij wie Haley al maanden elke avond sliep. Haleys moeder, die daar duidelijk niet achter mocht komen. Caroline, die gebruik maakte van Haleys bed. Ten slotte Colette en ik. Haley moest zich even omkleden. ‘Everybody turn around!’

Je was dus nooit alleen. Gelukkig zijn Amerikanen goed gezelschap: heel aardig en heel gastvrij. Sommigen noemen het nep, maar ik verkies die misschien licht-oppervlakkige vriendelijkheid toch echt boven diepgaande arrogantie. Daarbij heb ik ook echt wel goede gesprekken gehad, al dan niet onder het genot van zo’n illegale fles wijn.
Gedanst werd er ook, op zaterdagavond. Het feest bevond zich net buiten de campus, in een nogal donkere garage. De rest was er duidelijk vaker geweest: routineus baanden ze zich een weg door de massa licht plakkerige lijven, richting een andere ruimte. Tegen de muur stond een fust – red cups ernaast, en zelf tappen. Of er ondersteboven aan gaan hangen, dat mocht ook.
(Mijn keuze laat ik in het midden.)
Eenmaal terug in de drukte waren mijn ogen aan het donker gewend. Leggings waren verruild voor jurkjes – hier geen spijkerbroekencultuur tijdens het uitgaan. De jongens stonden als gekken op de buizen aan het plafond te rammen, op het ritme van de muziek. Een trap naar boven bracht ons in het leefbare gedeelte van het huis.
(In ieder geval, het gedeelte waar geleefd werd.)

Kijk mij nou. Om één uur ’s nachts in de keuken van ik-weet-niet-eens-wie tussen de jassen, (zoenende) mensen, platgetrapte bekers en blikjes en telkens weer die kerstverlichting. Kijk mij veel te fanatiek frisbeeën midden op de campus, met zo’n twintig mensen van over de hele wereld. Het wordt donker, steeds meer slippers verdwijnen in het lange gras. Mijn voeten worden langzaam zwart.

Kijk ons nou, lieve Co. Van Sims-spelende elfjarigen tot filosoferende tweedeklassers, tot pubers die steeds meer hun eigen hun eigen pad gingen bewandelen. Nog steeds behoorlijk parallel, altijd verbonden door de kronkels in ons brein. Dit jaar waren we echt los van elkaar, als begin van een hele nieuwe fase. Geen gezamenlijk gevloek meer op de schoolse gang van zaken, niet meer álle inside jokes delen. Maar deze week deelden we zowat het hele leven. Het jouwe, waar ik even in kwam vallen, herinneringen kon maken die ik niet snel zal vergeten.
En niets houdt ons tegen, om straks onze steden onveilig te maken, logeerfeestjes te geven zoals we dat jaren geleden al deden. Elkaar tot diep in de nacht wakker te houden omdat we nu eenmaal nooit uitgepraat raken – misschien wel met een fles wijn die je straks eindelijk zelf mag halen.
