Het einde van het jaar is voor velen het moment om terug te kijken. Naar wat je dat jaar bereikt hebt (of niet), naar hoogtepunten, misschien dieptepunten en in het algemeen de dingen waar je aan wilt denken bij het horen van ‘2014’. Ik ben daar niet zo goed in. De laatste paar dagen heb ik me afgevraagd hoe dat komt en ik denk dat ik het weet.
De laatste twee weken van het jaar zijn anders dan de andere vijftig. Niet ik-hoef-niet-naar-school-anders. Of we-vieren-kerst-en-oud-en-nieuw-anders. Alles-anders-anders.
Het begint al bij het uitstappen uit het vliegtuig. In Nederland zijn er dagen waarop ik het bestaan van de zon in twijfel trek. Dat ik in het donker vertrek en in het donker thuiskom. In de tussentijd is alles grijs. In Curacao lijkt het leven getint met aquarelverf. Helderblauwe lucht, felgroene begroeiing en huizen in pastelkleurig roze en geel.
Alleen hier word ik wakker met het geluid van de zee en de vogels. Salamanders schieten voor mijn voeten weg bij het geluid van klikkende slippers. Drijvend op mijn rug hoor ik beneden me de schelpen tinkelen op het ritme van de golven. Het wit van mijn nagels wordt zo wit als het alleen hier was en alleen hier zal zijn, door het zout van de zee en het bruin op mijn handen.
Mijn gedachtes gaan voornamelijk over basale zaken. ‘Waar gaan we eten vanavond?’, ‘Welk boek zal ik nu gaan lezen?’ ‘Hé, een pelikaan!’ Ik kijk niet verder dan een dag vooruit. En dus ook niet zo veel verder terug.