barbara

Toen ik een jaar of acht was, ging ik met mijn ouders naar The Lion King. Die musical begint met een zonsopgang op de savanne. Het toneel vult zich met giraffes, luipaarden en antilopes die een meerstemmig lied zingen, terwijl een immense oranje zon de hemel beklimt. Binnen een minuut moest ik huilen, omdat ik het zo mooi vond.

Hoewel muziek absoluut niet de kunstvorm is waar ik het meeste vanaf weet, treft het me wel vaak het meest direct. Zo ook vorige week. In het Concertgebouw zag ik Barbara Pravi, de Franse chansonnière die in 2021 tweede werd op het songfestival met het nummer Voilà. Ze maakte haar entree via de trap achter het podium, een spot volgde haar naar beneden terwijl ze haar eerste nummer zong. Ik kende het niet en kon haar ook niet verstaan – die avond wenste ik dat ik beter had opgelet bij Frans, in plaats van alleen de rare woorden te onthouden (‘beurre de cacahuète’) en mijn docent te neppen met een treffend accent.

(Sorry mevrouw Polderman.)

Toch waren er meteen tranen.

Dat zegt ongetwijfeld iets – van alles – over mij. Dat ik me graag laat meeslepen door langzaam aanzwellende muziek met een meerstemmig achtergrondkoor. Dat ik me verbonden voel met mensen die graag op blote voeten lopen, en bewondering heb voor degenen die dat doen op plekken waar het niet eens in me op zou komen. Dat ik alles in het Frans mooi vind klinken – al had ze de tekst op een fles shampoo voor ons gezongen. Dat twee dagen later mijn eerste boek zou verschijnen – iets wat in dit moment voor het eerst echt tot me doordrong, kijkend naar deze vrouw die zichzelf onbevangen blootgaf.

Toch weet ik zeker dat ik niet de enige was. Al verschilden onze redenen, het gehele publiek leek geraakt. Ze bracht ons samen, liet het regenen door ons te vragen om te klappen op onze dijbenen. ‘Roegendroepels,’ noemde ze het – een goed woord om in het Nederlands te kennen. We hielden collectief de adem in toen haar microfoon uitviel, zuchtten opgelucht zodra haar stem weer versterkt door de zaal klonk. We lachten toen een klein lied werd afgesloten met de drietoon van een telefoon, net toen de laatste klanken van de piano wegstierven. We zongen met haar mee, niet meerstemmig, maar wel met honderden stemmen.

Ik weet niet meer waar ik ooit hoorde dat een kunstenaar – een acteur, een cabaretier, een muzikant – iets moet komen brengen in plaats van halen. Zij kwam iets brengen – alles wat ze had. De luchtzoenen waarmee ze afscheid nam zond ze met zoveel energie de zaal in, dat ze met gemak het bovenste balkon haalden.

kyteman

IMG_6579

‘Wat we vanavond gaan spelen, hebben we nog nooit eerder gespeeld. En we zullen het hierna ook nooit meer spelen.’

Langzaam wuift hij het orkest wakker, met zijn vingers, zijn armen, zijn lijf. Slechts gebaren als bladmuziek. Geknik en geschud met zijn hoofd: ga maar, kom maar, doe maar. Alleen de noot die er is – de volgende hangt nog in de lucht.

Voorzichtig op zoek naar een begin, een opening, een gat om in duiken. De melodie blijft herhalen, de drums blijven tikken. En daar gaat het, verder de muziek in. Strijkers, blazers, zwarte en witte toetsen. Alles en meer.

En dan minder. Steeds minder, tot de klanken die er waren alleen nog in herinnering bestaan. Het publiek ademt uit. Hij slaat zijn handen voor zijn mond. Alsof het hem zomaar overkomen is.

#187 OH MY LORD

DSC00140

Op maandagavond was ik in het concertgebouw in Amsterdam. Er was geen gebruikelijke, klassieke uitvoering, maar een film, begeleid met live muziek. Het koor en het orkest waren indrukwekkend en het was een speciale ervaring, maar ik vond het vooral ook heel grappig. En dat lag aan de film.

Heb je The Lord of the Rings ooit gezien? Ik niet – tot deze avond. Waarschijnlijk overbodig, maar toch: het gaat over een ring, die gevaarlijk is voor alle mensen op aarde (en voor alle elfen, trollen, hobbits en andere mythische wezens). De ring kan alleen vernietigd worden door hem in een vulkaan te gooien. Klein detail: waar ik het verhaal in twee zinnen kan samenvatten, zijn er in realiteit drie vuistdikke boeken over geschreven. En vervolgens drie films over gemaakt. Van elk drie uur.

Nee, bij die vulkaan kwamen ze niet zomaar. En dat heb ik geweten – het verhaal sleepte eindeloos voort, wat maakte dat ik regelmatig mijn concentratie verloor. Gefascineerd keek ik dan naar de muzikanten. Naar de strijkers, die met zo veel waren dat ik me afvroeg of het zou opvallen als er eentje helemaal niets deed. Naar de volwassen koorzangers die wel een liedboekje hadden, terwijl de kinderen het zonder moesten doen. En dat ik eigenlijk helemaal niet begreep wat ze nou zongen, maar dat het toch mooi klonk.

(Inmiddels snap ik waarom het met niets zei: de liedteksten zijn geschreven in de taal van Middel-Aarde. Dûh.)

(Zouden de leden van het koor een lesje Middel-Aards hebben gehad, voorafgaand aan het concert?)

Het bleek dat ik rustig een paar minuten kon afdwalen, om vervolgens mijn aandacht weer op de film richten en te constateren: oh, er is eigenlijk niet echt iets gebeurd. De rest van het publiek was wel erg geboeid door de film. Ik denk dat ze het dus niet erg op prijs gesteld hadden als ik in lachen uit was gebarsten bij de zoveelste sentimentele stilte. Bij het horen van het woord ‘Mordor’, ‘Isildur’ of ‘Mithril’. Bij het zien van weer een nieuwe groep slijmerige wezens die een hoek om kwam stormen. Drie uur lang hield ik me gedeisd.

The Lord of The Rings was wereldwijd een enorm succes, en nog steeds. Maar mijn ding is het niet. Waar het aan ligt kan ik niet precies benoemen. Fantasy kan ik namelijk wel waarderen: Harry Potter, The Hunger Games, ik heb het allemaal gelezen en gezien, met plezier. Of ik de overige twee films uit de Lord of the Rings-reeks ooit zal kijken, vraag ik me af. Maar oh my Lord, toen ik eenmaal in de auto zat, op weg naar huis… Wat heb ik gelachen.