We namen de trein terug naar huis. Met de sneeuw verdween de zorgeloosheid die er in Arosa leek te heersen. Of je de eerste lift ging halen, waar je zou lunchen die middag. Of je de zwarte piste zou gaan overleven. Wel of geen thermoshirt, waar heb ik mijn skibril gelaten. Dat waren de dingen waar je je mee bezighield. En verder met het genieten van de blauwe lucht en de fijne sneeuw. De broodjes met Nutella bij het ontbijt. Het gevoel van hard naar beneden zoeven, warme thee op een koude bergtop. Lachen om de valpartij van je skigenootje. (Sorry.) Het uitdoen van skischoenen na een lange dag.
En ik genoot toch ook wel van de treinreis terug naar huis. De zon scheen door het raam en maakte me – in combinatie met een korte nachtrust en een dosis Primatour – slaperig. Mijn ogen zakten af en toe dicht, gingen af en toe even open voor een overstap. En dan weer dicht. We vlogen, landden. Reden met de auto het laatste stukje, door stakingsacties gedwongen tot binnendoorroutes en achterafweggetjes. En toen waren we thuis. Ik moest mijn koffer gaan uitpakken en werd door de stapels schoolboeken in mijn kast herinnerd aan het nog te verrichten werk. Thuis was het niet meer geheel zorgeloos. Maar wel heel fijn.