AWKWARD

De jeugd van tegenwoordig maakt veelvuldig gebruik van Engelse woorden in hun dagelijkse conversaties. Afkortingen zijn populair: op WhatsApp zijn de lol’s, wtf’s en omg’s niet van de lucht, maar ook in het echte leven schromen tieners niet dit soort termen te gebruiken. Er is er één die het tienerbestaan perfect typeert. Bij voorkeur in een luide meisjesstem: awkward!

Want awkward, dat is het leven van een puber nu eenmaal vaak – ik spreek uit ervaring. Tussen mijn dertiende en vijftiende vond ik vrijwel alles gênant. Dat komt door een combinatie van factoren, denk ik. Ten eerste legt mijn brein voortdurend allerlei verbanden. Meestal best handig, maar soms zit er een verband tussen dat nergens op slaat. Dat flap ik er dan uit, en vaak midden in mijn zin denk ik al: néé! Hoe kan ik dit nu zeggen?

Me schamen voor andere mensen, daar was ik ook erg goed in. Als stereotype puber pretendeerde ik geen kind van mijn ouders te zijn, wanneer ze iets deden wat ik écht niet vond kunnen. Nog steeds ervaar ik regelmatig plaatsvervangende schaamte. Ongemakkelijke situaties op televisie, vreselijk acteerwerk in films; het maakt dat ik wegkijk, omdat ik het gewoon níét kan aanzien.

Ten slotte vul ik snel andermans gedachten in. Dan gebeurt er iets ongemakkelijks, en hóór ik de mensen om me heen haast denken hoe gênant het wel niet is. Met de jaren ben ik er wel achter gekomen dat iets wat voor jou heel opvallend leek, door een ander vaak nauwelijks is opgemerkt. Het is natuurlijk ook egoïstisch om te denken dat iedereen maar de hele dag op jou staat te letten. Echter, door zo’n uitroep – awkward! – vestig je wel degelijk de aandacht op wat je zojuist gedaan hebt. Zo graaf je dus je eigen graf.

Schermafbeelding 2016-03-09 om 21.05.03

Vriendin Marre stuurde me laatst bovenstaand plaatje. ‘Story of my life!‘ antwoordde ik. (In het Engels, ja. Ik behoor zelf ook tot de jeugd van tegenwoordig.) Schaamte over je vroegere zelf. Een vorm die ik als enige dacht te kennen, maar dat bleek dus niet het geval. Mocht dit wel nieuw zijn voor je, laat het me dan uitleggen. Het kan op elk willekeurig moment op komen zetten, maar mij overkomt het vaak als ik in bed lig. Ik ben rustig het leven aan het overdenken, mijn gedachten dwalen af en BAM! Daar is het: een ongemakkelijk moment uit het verleden. Iets wat ik deed of zei, en wat me zelfs nu nog – gerust vijf jaar later – onder mijn dekens doet kruipen, met de wens om niet meer te bestaan.

Een vraag aan de oudere lezer: gaat dit ooit voorbij? Is schaamte slechts een puber-ding? Ik denk het niet. Er komen waarschijnlijk nog genoeg momenten waarop ik graag even door de grond zou zakken. Wel ontwikkel je een gezonde dosis relativeringsvermogen, die maakt dat je sneller onder de grond (of dekens) vandaan durft te komen. Daarbij krijg je iets meer schijt aan de ongeschreven regels, iets meer bluf, en ontstaat het besef: het leven is zo awkward als je het zelf maakt.

RECALCITRANT

Al vrij vroeg kwam ik in de puberteit terecht. Op mijn tiende voelde ik een knobbeltje bij mijn oksel, waarmee we voor de zekerheid langs de dokter gingen. Ik kwam thuis met het geruststellende feit dat het slechts een borstje in ontwikkeling was. Mijn familie zong het tietenlied. Ik was boos.

Toen ik twaalf was volgde ook de emotionele kant van het verhaal en begonnen er onzekerheden op te spelen. In dat opzicht was ik echt een puber. Maar voor de buitenwereld was ik nooit zo lastig, volgens mij. Op school en bij vriendinnetjes was ik altijd bezig met, ‘aangepast gedrag vertonen’: me gedragen zoals ik dacht dat mensen van me verwachtten. Thuis was het een ander verhaal – dan was ik zo klaar met me aanpassen, dat alle chagrijn eruit kwam. (Sorry familie.)

Tweede puberteit

Maar nu is er een ontwikkeling gaande waar de buitenwereld zeker iets van merkt. De laatste tijd gebeuren er – vooral op school – nogal wat dingen waar ik recalcitrant van word. Om een paar voorbeelden te noemen: testen die nergens op slaan. Docenten die je betuttelen alsof je twaalf bent, docenten waarmee überhaupt niet te communiceren valt. Zinloze opdrachten die enorm veel tijd kosten. Et cetera, et cetera.

Het lijkt wel alsof ik in een tweede puberteit beland ben. Voorheen huppelde ik als een blij ei door de gangen, en hing ik in de les de megagemotiveerde leerling uit. Maar dat is dus veranderd. Ik ben steeds vaker geërgerd of verontwaardigd, en kan het niet laten hier mijn mond over open te trekken in de klas.

Het grootste deel van mijn klasgenoten kijkt echter als makke schaapjes toe. Onderling wordt er geklaagd, maar in de les houden ze zich stil. Dat kan ik al moeilijk begrijpen. Maar wat ik vooral lastig vind, is de tegenstrijdigheid waarmee leerlingen soms behandeld worden. Enerzijds moeten we meer verantwoordelijkheid nemen en zelfstandig worden. Anderzijds moeten we doen wat ons opgedragen wordt. En vooral niet te lastig zijn. Wanneer je als leerling meermaals vragen stelt over de gang van zaken, ben je dat natuurlijk wel.

‘Jezus, kind.’

Ik vind mezelf soms ook lastig, hoor. Dan vond ik het op één dag bij drie lessen nodig om mijn kont tegen de krib te gooien. Wanneer ik thuiskom vraag ik me af of het wel echt nodig was. En waar komt die behoefte eigenlijk vandaan? Heb ik een buitengewoon groot rechtvaardigheidsgevoel? Een probleem met autoriteit? Of ben ik gewoon een watje met veel zelfmedelijden?

In dat laatste herken ik mezelf niet; ik ben geen zeikerd. Ik hou niet van zeurende mensen. ‘Doe er iets aan!’ denk ik dan. Maar docenten hebben nu eenmaal het laatste woord, dus lukt dat niet altijd. En daar ligt het probleem, denk ik. Het frustreert me, dat gevoel van machteloosheid. En ja, dat klinkt natuurlijk super dramatisch. Ik hoor het je denken – sterker nog, ik denk het zelf ook: ‘Jezus, kind. Wees blij dat je überhaupt naar school kan.’ Maar zo kan je alles natuurlijk wegrelativeren. Dan is alleen het grootste probleem erg genoeg om aandacht aan te besteden.

(Niet) mijn probleem

En het zat al niet helemaal lekker met mijn motivatie. Voor bepaalde vakken kan ik steeds minder energie opbrengen, omdat ik vrijwel zeker weet dat ik er later niets mee ga doen. Maar daar zou ik nooit mijn docenten op aankijken. Ik moet daar zelf een keuze in maken: geef ik mezelf een schop onder mijn kont, of neem ik genoegen met lagere cijfers op mijn eindlijst? Dat is mijn probleem, en dat los ik ook zelf wel op.

Wat niet zuiver mijn probleem is, is de sfeer in de klas. Ik denk dat ik niet de enige ben die het gevoel heeft dat het ons soms onnodig moeilijk gemaakt wordt. Terwijl dit ons laatste jaar is, en docenten en leerlingen juist dan hetzelfde doel zouden moeten hebben: slagen. Dus lieve docenten, als ik jullie één ding mag vragen: maak niet overal een punt van. Dan zal ik dat ook niet meer doen.