
Het was weer even stil hier – ik moest vorige week mijn stem ergens anders laten horen. Mijn eigen stem, andermans woorden.
Er is geen aandacht meer voor grote lijnen. Het betreft nu details, die onze regisseuse telkens opschrijft in een turquoise notitieboekje. Het was ooit slechts gevuld met horizontale strepen, nu staan er duizenden letters die samen ideeën en aandachtspunten vormen. We volgen de lijst: een verwarrende blik, een verkeerd geplaatste pas, een handgebaar dat meer aandacht trekt dan het zou moeten doen. Het zijn zaken die op zichzelf niemand zullen opvallen. Echter, samen maken ze een verschil.
We verkennen de ruimte en wennen aan het fellere licht. Het toneel verandert langzaam in een kleedkamer. Er staan wat tafels en stoelen die stiekem uit het biologielokaal komen. De spiegels die erop staan worden omringd door delen van scripts, toitjes, grimespullen en allerhande prullaria.
Door een verlaten school loop ik naar het laatste verlichte lokaal. Morgen zullen hier weer brugklassers razen. Nu sluit ik de ramen en doof ik het licht.

De avond van de première, mijn hoofd is leeg. Het is iets wat ik regelmatig wens – dat ik eens een moment nergens aan zou kunnen denken. Juist nu komt die wens uit. Soms herinner ik me een enkele zin of handeling, die in een flits voorbij komt. Het biedt me geen houvast, omdat ik ze niet kan combineren tot een lopend geheel, zoals ik dat straks wel hoop te kunnen. We eten (of eten niet). Ik probeer mijn rode wangen weg te poederen, maar tevergeefs. Ieder bereidt zich voor. Sommigen lezen hun teksten. Ik durf niet meer naar mijn script te kijken, bang voor alle woorden die ik ben vergeten.
We doen nog een concentratie-oefening, waardoor je er van iedereen achterkomt wat zijn lievelingsdier is en wat zijn vader voor werk doet. Het werkt, ik vind mijn rust.
En dan is het ieder voor zich, alleen met de stilte of drukte in zijn hoofd. We worden omringd door duisternis, afgebakend door de zwarte vierkante vloer. Een zachte gloed beschijnt ons van onderen. Het warme licht strijkt langs mijn koude armen, waarop haren recht overeind staan. Alles in mij staat op spanning. Nog drie minuten.
Een laatste woord. We moeten genieten, vooral alles loslaten en de vrijheid nemen elkaar te verassen. (De nodige grappen worden gemaakt: ‘Zullen we gewoon iets heel anders spelen. Of de hele rolverdeling omgooien.’) We roepen heel hard ‘HOER’ bij wijze van een yell, want dat bekt lekker. Dan is het tijd.

De deuren gaan open. Het publiek zoekt een plaats in de zaal, wij hebben de onze op het toneel al ingenomen. Beide avonden verwacht ik vrienden en familie. Ik zoek hen en zij zoeken mij. Onze ogen zullen elkaar onvermijdelijk kruisen. Zij lachen en ik lach terug, maar dat valt niet op. Ik lach de hele tijd al, net als mijn tegenspelers. Mijn lip begint te trillen – achteraf heb ik vernomen dat daar niets van te zien was.
Het lukt me alles los te laten. Al doende vallen de stukjes op zijn plaats. Als vanzelf weet ik waar ik moet zijn en wat ik moet zeggen. Spelen maakt plaats voor zijn, ik sta midden in het verhaal. En dan is er dat gevoel. Dat gevoel dat ik al eerder ervoer maar waar ik op dit moment pas van kan genieten: er is niets om aan te denken. Nu is alles wat er is.
(En ziehier de reden dat ik normaliter de foto’s maak en er zelf niet op sta.)
Wij, vrienden!
Wij zijn rijker dan de zeeën diep.
Wij hebben alles wat er is.
Wij hebben — luister goed! — elkaar!
– uit ‘De Jossen’, Tom Lanoye (2004)