Tijdens zomers in Dubai leef je van airco naar airco. Warmte is fijn, temperaturen boven de veertig graden niet – dat is hitte. Verzengende hitte die, in combinatie met de felle zonnestralen, ervoor zorgt dat je een ei kan bakken op een motorkap en dat je het liefst zo snel mogelijk weer naar binnen wilt. Hoe stralend blauw de lucht ook is.
Die hitte hing niet alleen in de lucht, zo bleek vandaag. We gingen zwemmen in de zee. Het was nog vroeg, de zon had nog niet de kans gehad om alles te beschijnen met haar warme stralen. Ik liep het water in, voorzichtig, verwachtend dat mijn tenen zouden terugschrikken van de kou. Dat was niet het geval. Het water was niet koud. Het water was niet lauw. Het was warm – alsof je in een pas volgelopen bad stapte. Je kon nog niet zinken al wilde je het graag, zo zout was het water. Ik kon op mijn rug in de zee drijven, alsof ik op een luchtbedje lag, zonder daadwerkelijk een luchtbedje nodig te hebben. Met mijn hoofd achterover hoorde ik de onderstroom en het tikkelen van de schelpen. Dat geluid, daar wil ik wel een cd’tje vol van.
(Dit hierboven is niet de zee, overigens. Het is een fontein. Daar vaart inderdaad een bootje in. Want dit is Dubai en daar kan dat. Het verbaast me niet eens meer, dat zegt genoeg, toch?)