Ik heb genoten, laat ik dat eerst zeggen. Ik heb veel gezien, veel gedaan en een fijne tijd gehad met mijn lieve familie, waarmee ik zo kan lachen. Met woorden en beelden heb ik jullie geprobeerd mee te nemen op mijn reis. Sommige dingen die deze ervaring zo speciaal maakten, zijn hierin echter niet te omvatten. De vriendelijke mensen, die ervoor zorgen dat ik me heel erg welkom voelde. De religie en de visie op het leven die daarbij komt. Dat dingen beter zullen worden, wanneer je als goed mens leeft. Anderzijds dat je niet alles in de hand hebt, en voor nu zult moeten accepteren hoe het is. Voor de mensen daar was het geen opgave, maar een vanzelfsprekendheid. Hoe anders is dat in onze westerse samenleving, waar het leven maakbaar lijkt en men streeft naar (schijnbare) perfectie. Met minder wordt geen genoegen genomen, tenslotte: alles kan, zolang je het maar graag genoeg wilt.
Dat het niet altijd zo werkt, is gebleken de afgelopen weken. Het perfecte leven bestaat niet en mocht je denken van wel, dan kan je er toch elk moment uitgetrokken worden. Hoe vreselijk en bizar dat ook is. Op het moment dat het gebeurde, bevond ik me in een totaal andere wereld. Ik hoorde, las en zag veel over de ramp en de gevolgen ervan, maar het leek onwerkelijk. Onwerkelijk, verschrikkelijk en heel ver weg.
Deze reis liet me weer realiseren hoe groot de wereld is, hoeveel meer er nog is buiten het kleine stukje dat ik ken. Van die plek was ik zo’n vijftienduizend kilometer verwijderd. En ook met mijn gedachten ben ik nog nooit zo ver van huis geweest. Dat weet ik zeker, omdat ik het pas besefte toen ik er weer was. Ik arriveerde in eigen land, eigen dorp, eigen kamer. Bijna verbaasd dat het er nog was, omdat het in mijn hoofd drie weken niet bestaan had.