Vanaf het moment dat ik overwoog op uitwisseling te gaan, tot de dag van mijn vertrek was ik bang voor het missen – en dat het niet voorbij zou gaan. Al na het eerste facetimegesprek met het thuisfront bleek dat niet waar. Dit kon ik aan, zeker voor een half jaar. Toch bleef ik voorzichtig. Vooral ’s avonds was ik op mijn hoede voor heimwee die zich mogelijk in het duister schuil zou houden. Als voorzorgsmaatregel zorgde ik voor constant achtergrondgeluid – heel wat avonden ben ik met Jinek in slaap gevallen. Maar de slaap kwam gewoon, net als thuis, vaak zelfs sneller. Inmiddels is in Nederland de dag vaak al aangebroken als mijn hoofd het kussen raakt. Het resulteert in een fantastische nachtrust – het voelt veilig, in slaap vallen met de gedachte dat er mensen wakker zijn die ik kan bereiken.
Wat betreft de dagen: die zijn meestal vol genoeg om me niet druk te maken over wie in Nederland waar is en hoe graag ik daar ook zou willen zijn. Soms overvalt het me even, als ik opeens bedenk ik sommige mensen pas in januari weer in mijn armen kan sluiten. Maar appjes en spraakmemo’s voldoen over het algemeen om het missen te dempen. Het gemis dat wel op de voorgrond treedt, beperkt zich dan ook meer tot oppervlakkige zaken. Zoals daar zijn:
Een nachtkastje.
Een tweepersoonsbed. Vooral de gecombineerde afwezigheid van deze twee maakt het leven lastig – ik kan mijn spullen niet buiten en niet in mijn bed laten, waardoor ik geregeld met mijn hoofd op een laptop in slaap val.
Een douche zonder douchegordijn. Douchegordijnen zijn de smerigste dingen op aarde, met hun neiging om statisch tegen je aan te plakken. Helemaal als je de douches met zo’n vijftien vrouwen moet delen.
Brood. Doen ze hier niet aan, Amerikanen eten alleen maar bagels, volgens mij. In de supermarkt kan je wel brood krijgen, maar dat verbleekt bij Liefde & Passie van Albert Heijn.
Daarop voortbordurend: supermarkten op normale afstanden. Oh, en de bioscoop.
Gezellige ruimtes om in te niksen. Dat wil zeggen: met een fijne bank en zonder tl-licht.
Herfst. Slaan ze hier over. Het is nog steeds vijfendertig graden en ik begin te vermoeden dat het het straks binnen een dag winter zal zijn.
Mensen die ik kan knuffelen of gewoon tegenaan kan hangen zonder dat het raar is, omdat ik ze pas twee dagen ken. Amerikanen zijn minder knuffelig dan ik had verwacht.
Naast het missen is er een tegengestelde beweging gaande: het wennen. Dat betekent weten hoe lang het lopen is naar mijn lessen, ofwel tot hoe laat ik uiterlijk in bed kan blijven.
Niet meer constant mijn spullen kwijtraken omdat alles langzaam maar zeker een vaste plek heeft gekregen.
Iemand mijn naam horen roepen terwijl ik naar mijn les loop of in de rij van de dining hall sta.
Het schema van de dining halls kennen zodat ik op de goede dagen kan komen opdraven voor Tortellini Tuesday of Pho Friday.
Een favoriete douche hebben en verontwaardigd zijn als die bezet is, of vies gemaakt.
Een balans vinden in mijn kleding, voor het woestijnheet van buiten versus het aircokoud van binnen. (Wat het beste werkt zijn ofwel bedekte benen, ofwel lange mouwen.)
De weg worden gevraagd en het weten.
Het lokale vervoermiddel gebruiken. Ik heb geen Prius gekocht, maar maak wel graag gebruik van de elektrische rental scooters. Wanneer ik over de stoepen zoef, voelt het wennen ultiem geslaagd.