nashville | de stad in de stad

Het was deze dag die ik als stip op de horizon geplaatst had. Aangekomen met spullen, benodigde stempels en mezelf, een goede nacht slaap gehad. Een nieuwe stad en een lege dag.

We werden tegelijk wakker, op deze maandag die we samen hadden. De laaghangende zon deed denken aan een herfstochtend, maar dat was schijn – het was heet. Al snel rees de zon naar een hoek van negentig graden, om me vanaf daar de rest van de dag te volgen.

Het was een gekke gewaarwording om de straat op te gaan en de eerste indruk te laten ontstaan. Van tevoren had ik geprobeerd me een voorstelling te maken van deze plaats. Maar dat betekent niets tot je weet hoe het er ruikt, hoe de lucht tegen je huid voelt.

Al snel kwam ik erachter dat ik met twee steden te maken zou hebben – micro en macro.

Nashville met haar talloze hijskranen – alles hier leek in aanbouw, of klaar om te worden afgebroken. De straten waren langer dan ze leken. Men nam de auto, de bus, een elektrische step op z’n hoogst. Niemand liep – mijn enige tegenliggers waren bouwvakkers, helm in de hand, sjaal voor de mond geknoopt. Even had ik spijt van mijn benenwagen, maar vanuit een taxi had ik nooit de muurschilderingen tussen de steigers door zien schijnen, als een contrast voor het grijs.

Nashville met haar getinte ramen, de terrassen leeg – te heet. De restaurants leken verlaten tot je er zou binnenlopen. Daar bleek dan heus het een en ander gaande. Knoppen voor elk stoplicht, die je ook echt moest indrukken, anders gebeurde er niks. Maar ook als je dat begrepen had, duurde het lang voor je mocht oversteken. Deze stad, dit land, met haar enorme cornflakesaanbod en permanente slag om de arm. ‘Please be advised that this exhibition includes works of art with mature themes’, zo las ik voordat ik een expositie over Frida Kahlo betrad.

(Het was een houtskooltekening van een vrouwenlichaam. Dat kon ik nog net aan.)

En dan de campus, stad in de stad. Hoewel ik er nog niets te zoeken had, wilde ik ook vast voelen hoe het daar was.

Anders.

Het rook er naar warm gras. Gazons als miljoenen groene tandenborstels; stug maar zacht. De zon was tot goud verbogen. Krekels verscholen zich in de enorme bomen, het gekrekel vermengde zich met de ruis van de straat. Een prachtig doolhof was het. Ik durfde er nog niet te ver in te gaan, aangezien het voelde alsof ik er nog niet hoorde te zijn. De wegwijzers moesten nog worden geplaatst, de ballonnen nog worden opgehangen. Ik passeerde gebouwen van rood steen, die allemaal op elkaar leken. Binnen twee weken zouden ze Willson Hall en Warren College heten. Ook hier geen voetgangers op de paden – pas over een paar dagen zouden de Commodores hun entree maken, met vakantieverhalen en auto’s vol dozen.

Aan de rand van de campus word ik aangesproken door een vrouw en een man. Of ik wist waar de boekhandel was.

‘I’m new here, so I wouldn’t know to be honest,’

‘Are you starting at Vanderbilt?’

‘Yes. Tomorrow.’

Maar we hadden vast kennisgemaakt.

nashville | keeping everyone safe

Soms verdenk ik het universum ervan mij deelgenoot te maken van bepaalde ervaringen zodat ik maar weer een verhaal heb om te delen. Neem bijvoorbeeld mijn reis naar Atlanta. Als ik een stereotype Amerikaan moest omschrijven, dan zou ik mijn buurman tijdens die vlucht als voorbeeld nemen. Een rots van een man – een die je niet zomaar om zou duwen. Rossige baard en zeker één negentig lang. Ook in de breedte leek hij zijn stoel goed te vullen.

Ik wenste hem goedemorgen. Het is altijd goed om wat krediet op te bouwen met je buren tijdens verre reizen, zodat er geen schuldgevoel hoeft te ontstaan wanneer je voor de vijfde keer naar het toilet moet of toch wel die sjaal nodig blijkt te hebben die je niet meer onder de stoel voor je kwijt kon. De buurman in kwestie was ook op de hoogte van deze regeling. Hij vertelde mij meteen dat ik hem maar een nudge moest geven als hij teveel van de armleuning in beslag nam. Verder kletste hij graag, zo gaf hij aan, maar als ik er genoeg van had moest ik dat vooral laten weten. Ik kon echter wel wat gezelschap gebruiken tijdens mijn reis over de oceaan. En zo spraken we over het snobisme van Parijzenaren, het Amerikaanse schoolsysteem en zijn ideeën over het Hollandse patatje met.

‘You eat fries as if it’s a complete meal, instead of a side.’

Wat hij precies had gedaan in Amsterdam bleef raadselachtig. Hij reisde alleen, maar was niet voor zijn werk in de stad geweest. Hij had een baan bij de overheid – law enforcement, dat is wat hij deed. Die term was zo breed dat ik niet exact wist wat het betekende. Ik besloot het maar te laten, aangezien hij zelf ook niet verder in detail treedde. Wel was hij benieuwd naar de wetgeving in Nederland. Zo vroeg hij naar de regels omtrent wapens.

‘I think most cops have them, but you can not just go out and buy one.’

‘Really? So how do you people protect yourselves?’

‘Well, If no one owns a gun, then why would I need one?’ Naar zijn standaarden klonk dat vast naïef, maar ik had in mijn hele leven nog nooit behoefte gehad aan een wapen. ‘I would actually feel less safe knowing that everyone could have a gun laying around.’

Hij was even stil.

‘Do you have one?’ vroeg ik hem.

Hij lachte. ‘One on every floor of my house. So that makes three.’

Je moest er wel mee om kunnen gaan, zo vond hij. En dat kon hij, aangezien hij in het leger had gezeten.

Onze conversatie was in balans: nu en dan zaten we een kwartiertje te praten, om vervolgens weer bezig te gaan met onze eigen zaken. Soms maakten we even oogcontact, wanneer ik weer eens een laagje kleding uit mijn tas opdiepte omdat ik het aanhoudend koud had. Hij grinnikte terwijl ik met mijn sjaals en dekentjes hanneste, terwijl zijn armen steeds bloot waren.

Een paar clichés wist hij zeker waar te maken. Rond een uur of elf in de ochtend diepte hij een Big Mac op uit zijn rugzak. Warm zal hij niet meer geweest zijn, maar er kwam nog wel die typische geur vanaf – verschroeid vlees en slappe blaadjes sla.

‘You don’t like the airline food?’ vroeg ik hem, aangezien het me niet lukte zijn brunch compleet te negeren.

Hij haalde zijn neus op. ‘It’s not good for you. It contains way too much salt.’

Hij liet de wereldkaart steeds op zijn schermpje staan. We vlogen boven de Azoren langs, over Happy Valley-Goose Bay en Fire Lake. We passeerden de Canadese grens in een boog richting Atlanta.

Hij vertelde dat hij wel vaker vloog.

‘For work?’ poogde ik nog maar eens.

Hij boog een stukje naar me toe en bracht zijn volume omlaag.

‘So, you know what an air marshal is?’

‘I’ve heard of it, yes. But I’m not really sure wat it means.’

‘I go on flights to make sure everyone is safe,’ zei hij kalm. ‘That is what I do.’

‘So is there someone important on this plane?’ Mijn blik werd gelijk richting de eerste klasse getrokken, maar tevergeefs – de gordijnen waren gesloten.

‘No, no. They just assign us to random flights. The chance that one of us is present hopefully prevents people from… doing things they shouldn’t.

Ik liet het even bezinken.

‘So you have a gun with you right now?’ fluisterde ik.

Met een haast tevreden gebaar aaide hij met zijn hand over zijn buik.

Een half uur later landden we in Atlanta.

‘Should we maybe exchange phone numbers?’

Het kostte me even te bedenken wat ik nu weer met deze plottwist aan moest, maar dat bleek te voorbarig.

‘In case anything happens. You can always call me.’

En zo werd air marshal Loren de eerste Amerikaan wiens nummer ik in mijn telefoon heb opgeslagen.

over de grens (viii) | missen

IMG_5067

Niemand had me verteld dat het missen het hevigst zou zijn terwijl ik gewoon nog hier was.

(Daar was. Inmiddels ben ik hier, zevenduizend kilometer verderop.)

Ik miste mijn broer tijdens het sjouwen met dozen – alles naar zolder, die gebruikt werd als opslag van ijshockeyspullen, of om een sporadische joint te roken. Nu stonden mijn spullen er opgestapeld, op onze vliering annex oven, verwarmd door de zomerzon die door het dakraam brandde. Mart maakte grapjes over mijn pannenkoekenplant.

‘Toet, wat heb je gedaan?’ vroeg hij, ergens tussen shock en de slappe lach. ‘Hoe kan de aarde nou droog zijn terwijl er water onder in de pot staat?’ Hij zou de zorg tijdelijk overnemen, maar ik vraag me af of ik de voogdij ooit nog terugkrijg.

(Het deert me ook niet zo – Peter is in goede handen.)

Ik miste mijn ouders tijdens de laatste middag thuis. Ik zou eigenlijk met spullen komen, maar besloot het te laten, geen zin in gesleep met koffers in en uit de trein. Dus kwam ik zomaar, voor de gezelligheid. Al kwam die niet per se van mij – ik zat op de bank en had geen idee wat ik met mezelf aan moest. Pap had vast dollars voor me gehaald. Mam kriebelde mijn rug, streek me over mijn wang. ‘Nu het nog kan.’

Niemand had me verteld over afscheid nemen. Misschien wordt dat vergeten – na maanden aan geweldige ervaringen niet meer het noemen waard.

Mijn afscheid ging gepaard met onbedwingbare tranen in de vertrekhal. ‘Vertrekken is als geblinddoekt een achtbaan in gaan,’ aldus Mienke. Ik schrok ervan; dat ik nauwelijks kon lachen door die tranen heen had ik niet verwacht. Maar de laatste weken vertelden me enkel wat ik achter zou laten: vrienden die je om zeven uur ’s ochtends op het vliegveld komen uitzwaaien, familie aan wie je niets echt uit hoeft te leggen omdat veel voor zich spreekt.  Wat ervoor in de plaats zou komen, daar had ik geen idee van.

En zo vormde mijn afscheid een paradox, van willen blijven en vertrekken tegelijk, zodat het missen maar voorbij zou zijn. Op naar wat ik terug zou krijgen.

Het kostte me grote moeite om weg te lopen. Trap op, rij in. Nog even zwaaien. Uit het zicht verdwijnen. Alleen zijn, met rode ogen thee halen. Buikpijn. Opstijgen, weer tranen. Aardige man naast me. Gaat het? Ja, het gaat. Een film kijken, afleiding. M’n telefoon erbij pakken om wat gedachten weg te typen.

‘You know there is wifi on the plane, right?’

En het missen was voorbij.

over de grens (vii) | inpakken en wegwezen

De drukte komt in golven ons appartement binnen. Momenteel is het eb – iedereen slaapt. Gewekt door de Portugese hitte sluip ik door de woonkamer, pogend niet te struikelen over de sporen van gisteravond. Ik neem plaats tussen de chipkruimels op de bank, een koude laptop op mijn blote bovenbenen. Enkel het geluid van mijn toetsen doorbreekt de stilte terwijl ik mijn rooster in elkaar pas. Zo krijgt mijn halfjaar rap vorm, verdwijnen de lege pagina’s uit mijn agenda. ‘Feminism and Film’ van professor Navarro, Modern Art in Cohen Hall. Dinsdag en vrijdag uitslapen – ook fijn om te weten.

Tijdens mijn vakantie heb ik welgeteld twee dingen voor mijn uitwisseling gedaan. Zo draaide ik dus mijn planning in elkaar en daarnaast maakte ik een online module over sexual assault.

(“Anjali and Sonia have been friends for a long time, but recently, their relationship became physical. One night, after they start kissing, Anjali pulls back and says ‘Wait a second – I’m not sure…” Sonia is confused. What should she do?

A) Sonia should try rubbing Anjali’s shoulders – she is probably just stressed out due to upcoming midterms

B) Sonia should stop kissing Anjali

C) Sonia knows Anjali really well – she would know if Anjali would really want to stop, so it’s nothing to take serious”)

Afgezien hiervan heb ik heel hard geprobeerd niet aan mijn naderende vertrek te denken. Met wisselend succes – op het strand heb je nu eenmaal veel tijd om te piekeren. Zo vormde zich een lange lijst met taken voor deze laatste week in Nederland. Daarbij is weer eens bevestigd hoe sterk mijn behoefte is Altijd Alles Te Weten. Mijn dagen zijn gevuld met vragen. Wat als ik toch niet genoeg heb aan twee paar sandalen? Wat als mijn kamergenoot raar is? En waarom heb ik daar nog niets van gehoord? Wat als ik toch één cruciaal formulier over het hoofd heb gezien in de stroom van verzoeken? Hoe en waarom heb ik ooit zoveel spullen verzameld en hoeveel verhuisdozen heb ik ervoor nodig? Hoe groot is mijn kamer daar eigenlijk? Wat als de de douane raar gaat doen, wat als er weer te veel wolken boven de landingsbaan hangen? Ga ik ooit leren dingen los te laten? Kan ik mijn eigen thee meenemen, of is dat te belachelijk? Word ik daar een jurkjes- of een broekenpersoon?

Gaat het me lukken alle mogelijke scenario’s in twee koffers te proppen, en zo ja, zouden ze dan niet te zwaar zijn?

Nog een paar dagen! Er komt nog wel een laatste verhaal denk ik, voor ik daar ben, over afscheid, tranen, dat soort zaken. Bekijk de rest van de serie over mijn vertrek naar Nashville hier.

7FC816ED-DC47-4A45-B101-3D67BFBC7462.JPG