De dag begon heel vroeg vandaag, zeker omdat ik inmiddels helemaal in het vakantieritme zit (waarbij dagen niet beginnen voor acht uur ’s ochtends. Nooit). Ik zou willen kunnen zeggen dat ik voor een leuk doel mijn bed uit kwam, maar helaas. Vandaag was de dag van reizen richting huis. Ik ademde nog een laatste keer de zeelucht in en verruilde die toen voor de geur van een nieuwe auto. (We hadden er een gehuurd met, zo bleek, pas 11 kilometers op de teller.) (Ben ik de enige die vindt dat nieuwe auto’s stinken?) Een kleine twee uur zou de rit duren. Gelukkig was er genoeg te zien onderweg. Eerst reden we via een brug over zee, zee en nog meer zee, met af en toe een eilandje voor de afwisseling. Vervolgens door een soort jungle, met palmbomen en grote struiken in het groenste groen. Daarna een soort savanne in Afrika (maar dan dus in Amerika): geel gras, sporadisch een boom. Langzaam maakte de natuur plaats voor steeds meer bebouwing: we waren aangekomen in Miami. Of eigenlijk, het vliegveld. Ik wierp nog één keer een blik op een regenboogkleurige stad en verdween toen in de wolken.