Dit zijn misschien wel de fijnste dagen. De dagen van ’s avonds mijn sandalen klaarzetten, in de hoop dat ik het de volgende dag aandurf ermee door de koude morgen te fietsen. Het is geen winterkou – eerder een veelbelovende frisheid, die de indruk wekt dat het weer zo’n dag zal worden. Zo’n dag waarop alles te relativeren valt door simpelweg naar buiten te kijken.
Op die dagen lijkt er meer tijd te zijn. Het is pas lente, maar nu al ervaar ik zomeravonden die eindeloos voortduren – zoals ze dat nou eenmaal doen. Er is tijd om eens op een willekeurige dinsdag af te spreken, om met vriendinnen te koken of een film te kijken terwijl niemand echt kijkt.
Er ontstaan plannen voor de echte zomer, die even ver weg als dichtbij lijkt. Met bepaalde dingen wil ik niet meer wachten. Vier jaar lang liet ik mijn haren groeien, binnen een half uur lag de helft ervan bij de kapper op de vloer. Een paar dagen voelde ik me Milou, maar dan met kort haar. Inmiddels weer Milou.
Mijn roze teennagels steken fel af tegen het gifgroene linoleum van de door mij zo geliefde bètalokalen. Korte mouwen en kippenvel, want de ramen zijn er altijd open en mijn jas moet aan de kapstok. Maar later op de dag ben ik blij met die zomerkleren, al verbranden mijn bovenarmen een beetje door mijn kanten shirtje heen.
Op school valt er elke dag wel iets te vieren; dan liggen er ballonnen metershoog in de docentenkamer, inmiddels hebben we na drie lesdagen alweer weekend. Pauzes worden voornamelijk buiten gespendeerd. Met wat geluk eindigen de lessen twee minuten eerder, om de kans op een bankje in de zon te vergroten.
Anders gezegd: er is altijd een reden om waterijsjes te halen in een tussenuur. En zo niet, dan zijn de waterijsjes een reden op zich.