De laatste zeildag was enkel genieten. We maakten een dagtocht naar Sneek Heeg Woudsend. De plannen werden steeds gewijzigd omdat het ’s middags zou gaan onweren. Natuurlijk heeft het niet geonweerd – maakt niet uit, wij hadden het toch wel leuk. En bovendien lijken al die plaatsen wel een beetje op elkaar, zo ontdekte ik vandaag. Zowel Sloten als Woudsend als Heeg zien eruit als prehistorische dorpjes. Ten eerste is de sfeer bijna té idyllisch en vervolgens is het er compleet uitgestorven. Ik zou bijna verwachten dat de muren om zouden vallen wanneer ik er tegenaan leunde, omdat ze gewoon van bordkarton gemaakt blijken. Net Disneyland, waar gehele straten enkel façades zijn.
Ook de winkels zijn ongeveer hetzelfde. Er is altijd een friettent, een bruin café waar je kan plassen en een drogist voor handcrème, vaseline en roze vliegenmeppers. Dan heb je de supermarkt, waar de plaatselijke hangjeugd op hun fietsen leunt en met elkaar wauwelt in een Fries accent. Dat was het wel zo’n beetje. In Woudsend bleek echter nog een andere winkel te zitten, die we bij toeval ontdekten. (Of eigenlijk verdwaalden we op weg naar de supermarkt.) Het was een snoepwinkel, die goed van pas kwam nadat we gehoord hadden dat toppers Wendela en Naomi geslaagd waren voor CWO 3. In eerste instantie wilden we taart halen, maar het werden twee chocolademedailles. Er was een iets grotere kans dat die de terugreis zouden overleven.
Een terugreis die heel leuk was, overigens, mede omdat we een stuk met de spinnaker vaarden. Maak je niet druk als je niet weet wat dat is – dat deed ik tot een jaar geleden ook niet. Laat het me uitleggen. Een spinnaker is een zeil dat je voor het grootzeil hijst. Je kan er alleen ruime koersen mee varen, dus waarbij de wind ongeveer recht van achter komt. (Inderdaad, net als bij van die piratenschepen.) Het ding bolt dan helemaal op en zorgt ervoor dat je wat harder gaat. En daarnaast ziet het er gewoon awesome uit.
We zeilden lekker door en kwamen in Sloten, waar we vanaf een brug raketjes toegeworpen kregen van een andere instructeur. Hij had zijn cursisten door laten varen en was zelf snel naar de supermarkt gerend. Vlak voordat we onder de brug doorvoeren, vielen er vier ijsjes naar beneden. (Drie op de boot, één in het water. Maar hij kon nog gered worden.) Het waren erg welkome ijsjes, trouwens, want het was warm. We probeerden nog iets te bedenken voor de Bonte Avond, maar dat wilde niet echt, dus schoven we het lekker voor ons uit.
Na het eten hadden we een laatste theorieles, die niemand echt serieus nam. Het was toch al duidelijk wie het gehaald had, en wie niet. Ik heb wel heel erg gelachen. Die les duurde dus maar eventjes, waardoor we alle tijd hadden om te bedenken wat voor act we die avond gingen doen. ‘We’ bestond uit de meiden van kamer twee en zes instructeurs. Die laatsten wisten dat zelf nog niet, maar dat leek ons des te leuker. Een paar uur later werd ons vermoeden bevestigd.
Weer een paar uur later waren we terug op kamer twee, na een avond zoals ik verwachtte dat die zou zijn. Ik kan niet echt uitleggen wat het zo leuk maakt. De Bonte Avond is grotendeels enorm flauw, soms heel aandoenlijk (twee jongetjes die ‘Hakuna Matata’ zongen, maar de tekst niet meer wisten. Ik smolt.) Daarna dansen en zingen, op muziek die varieert van dance tot carnavalsmuziek. We hielden nog een kleine afterparty op de gang, maar werden toen toch echt onder lichte dwang onze kamers in geduwd. Van slapen kwam het nog niet. Te gezellig en bovendien: morgen gingen we weer naar huis. Moe waren we sowieso wel. Dan konden we van die laatste nacht maar beter nog een tijdje genieten.