Het was dag vier en ook wel een beetje de dag van de waarheid. We hadden een paar dagen hard getraind, in de hoop CWO 3 te halen. Merel en ik schatten onze kansen vanaf het begin al niet zo hoog in. Voor het derde diploma moet je een behoorlijk niveau kunnen halen, wat niet héél makkelijk is wanneer je maar één week per jaar zeilt. Daarnaast moet je een heus theorie-examen maken en ‘afvaren’. Ja, ja, some serious shit. Vandaag zouden we te horen krijgen of we überhaupt op examen mochten. We moesten allemaal oefeningen doen en… Het was niet zo’n succes, laat ik het zo zeggen. Het wilde allemaal niet, en dan stonden er ook nog eens allemaal mensen vanaf de kant toe te kijken. Merel en ik probeerden onze bootgenootjes zo goed mogelijk te assisteren, maar dat was het dan ook. Het verbaasde ons dan ook niet toen we ’s avonds te horen kregen dat we niet mochten afvaren. We zouden vrijdag een dagtocht maken en lekker genieten van de laatste dag. Helemaal prima.
(Of, zoals mijn vader zei: ook wel goed dat iets je eens niet in één keer lukt.)
(Niet geheel onbelangrijk: twee lieverds die bij mij op de kamer sliepen mochten wél afvaren. Blijdschap en trots, dat begrijp je.)
Dag vier was ook de dag waarop mijn telefoon een fatale smak maakte. Het scherm was nog redelijk intact, maar ik kon het wel ongeveer uit de behuizing lepelen. Overbodig te zeggen dat hij het niet meer echt deed. Ik besloot toch te proberen mijn ouders in te lichten. Zo van, hee, hoi, met mij alles goed maar mijn telefoon is kapot dus verwacht radiostilte. Dit ging niet bepaald gemakkelijk. Met man en macht probeerde ik een samenhangend verhaal te typen, maar het enige wat ik kon versturen waren losse letters en halve woorden. Ik gaf het op en ging met Merel’s telefoon aan de slag om het thuisfront te informeren. Mijn eerdere pogingen waren bij hen echter niet onopgemerkt gebleven. Mijn moeder had gereageerd: of ik soms dronken was. Zo erg was het dus.
Uit angst het alleen maar erger te maken, durfde ik het ding nergens meer mee naar toe te nemen. De rest van de week bevond ik me dus in een social media-isolement. Gelukkig bevond ik me in het echte leven op een plek waar ik niet eens kon poepen zonder dat iemand het merkte. Met andere woorden: ik hoefde me niet alleen te voelen.
’s Avonds mochten we alleen het water op, zonder instructeur dus. Het was windstil. Gelukkig maar – ik begon me al zorgen te maken dat we eens níét zouden hoeven peddelen tijdens het vrij zeilen. (Want even terug in de tijd: in 2012 en 2013 waren de omstandigheden precies hetzelfde.) (Oh, wel fijn dat ik inmiddels het fenomeen ‘alinea’s’ ontdekt heb, vinden jullie ook niet?) Normaal had ik van de situatie gebruik gemaakt om foto’s te maken, maar nu niet want oh ja mijn telefoon was kapot. Lang leve mijn kamergenootjes, die mij zonder miepen hun telefoon leenden. Dat ik mijn tijd niet meer kon verspillen aan Instagram en Whatsapp was tot daar aantoe. Maar de foto van de dag moest gewoon genomen worden.
Het werd de zonsondergang. Origineel hè? Vond ik ook. Maar ik was gewoon niet zoveel met de foto’s bezig deze week. Sowieso was ik met niet zoveel bezig deze week. Theorie voorbereiden, 30 seconds spelen, lol trappen met kamer twee, iets verzinnen voor de Bonte avond en voornamelijk: zeilen. Dat waren de dingen waar ik aan dacht. Soms is het zo druk in mijn hoofd, dat ik wilde dat ik mijn gedachten af en toe stil kon zetten. Tijdens een week zeilen lijkt me dat te lukken. En ik vind het heerlijk.