Er is een hoop aan de hand in de wereld. Naar mijn idee gebeurt er ieder jaar meer. Waarschijnlijk is dat slechts een gevoel, veroorzaakt door twee ontwikkelingen. Ten eerste ben ik de afgelopen jaren ouder geworden, waardoor ik me meer ben gaan interesseren voor het nieuws. Mijn bronnen zijn niet meer beperkt tot de Kidsweek en het Jeugdjournaal. Dan iets wat niet alleen voor mij geldt: we hebben toegang tot steeds meer informatie. Vroeger hield het nieuws op na de avondkrant, nu kan een bericht van de andere kant van de wereld in luttele seconden bij ons zijn, zelfs om drie uur ’s nachts.
Het internet veroorzaakt een onophoudelijke nieuwsstroom. Dat zal ik niet goed of slecht noemen. Maar wat het internet ook biedt, is een kans om op al die gebeurtenissen te reageren. Over veel zaken heb ik een mening. Soms schroom ik niet deze (hier) te ventileren, maar vaak genoeg houd ik mijn mond. Natuurlijk vind ik iets van het vluchtelingenprobleem. Ik denk na over Keulen, Madaya, Parijs, maar laat me er niet altijd over uit. Ik vraag me soms af wat mijn mening toevoegt. En belangrijker: wie ben ik om er iets over te zeggen?
In de tijd waarin we leven, heeft vrijwel iedereen de kans om te vinden wat hij of zij wil. Op internet is hier eindeloos veel ruimte voor: op Facebook en Twitter verkondigen we aan de lopende band onze mening. Zonder helder standpunt lijk je niets voor te stellen. Nuance is nutteloos – statements maken, dat is van belang. We beroepen ons hierbij op de vrijheid van meningsuiting die in dit land geldt. In mijn hoofd klinkt geregeld de vraag: nemen wij niet veel te gemakkelijk de vrijheid om onze mening te uiten?
Wat ik op internet steeds vaker tegenkom, zou ik willen omschrijven als ‘geschreeuw’: meningen in blokletters, die vooral heel erg tégen alles zijn. Wat we niet willen, wat we niet moeten doen, waarom iets niet goed is. Dit zijn allemaal meningen die volgens de wet uitgesproken mogen worden. Naar mijn idee zijn deze opinies hol en van weinig waarde. Soms vanwege een slechte argumentatie (‘Dat stond op Facebook!’), maar vaker vanwege een gebrek aan verdieping en verbreding. We kunnen in deze tijd putten uit enorm veel bronnen, ons baseren op allerlei visies en opinies. Maar we lijken selectiever dan ooit.
Er is behoefte aan duidelijkheid. ‘Wie niet voor ons is, is tegen ons.’ Een midden lijkt uitgesloten. En dus worden mensen met heldere ideeën nagepraat, zonder dat men zich verdiept in een tegengeluid. Hoe kan je nu iets vinden, wanneer je niet weet hoe het alternatief klinkt? Ja, misschien luisteren we sporadisch naar de mening van een opponent. Maar dan luisteren we niet om te begrijpen, maar om te weerleggen. Of – nog treuriger – om te tweeten dat diegene “een teringlijer is die naar de hel moet”.
Dit lokt natuurlijk weer reacties uit van andersgezinden en uiteindelijk zijn we enkel bezig elkaar te overstemmen. We roepen steeds harder wat we vinden, zonder na te denken over het ‘waarom’ achter onze mening. Dat resulteert in leeg geschreeuw. Zo is onze vrijheid van meningsuiting op den duur niet veel meer waard.
Dit is een oproep om je open te stellen voor het alternatief. Om eens een andere krant te lezen. Om in gesprek te gaan met iemand waar je het niet mee eens bent – zonder vooroordelen, zonder vijandige houding. Of om een keer niets zeggen, wanneer je twijfelt over wat je vindt. Dat zou geen schande moeten zijn. Ik vraag niemand zijn mening voor zich te houden – slechts om deze op een andere manier te vormen. Zodat je steeds voor jezelf blijft denken. Volgens mij voeg je dan pas iets toe aan de discussie. Dan pas bezit je datgene wat een mening geldig maakt: recht van spreken.