‘Nou, stap maar in.’
‘Aan deze kant?’
‘Aan deze kant, ja. Ik kan jou wel rond gaan rijden, maar daar heb je niets aan, hè.’
‘Oké, Milou. Heb je wel eens eerder gereden?’
‘Nee, nog nooit.’
‘Ook niet stiekem, zo ergens op een parkeerplaats?’
‘Nee.’ ‘Nou, dat is niet erg, hoor. Je bent hier om het te leren.’
‘Ik vind het wel een beetje spannend.’
‘Ja, dat had ik al gemerkt.’
‘Probeer maar eens naar z’n twee te schakelen.’ ‘
Even kijken. Ehm.’
‘Gas los. Koppeling in.’
‘Ja. En dan..’
VRRRRROOOEEEEMMMM.
‘Ho.’
‘Geeft niks, geeft niks.’
‘Dan gaan we naar rechts.
…
Dat was links.’
(Nee, dat is niet echt gebeurd, hoor.)
‘Oh, nou rijden we zomaar een doodlopende straat in! Parkeer maar achter die auto, daar.’
‘Maar dan moet ik achteruit.’
‘Dan moet je inderdaad achteruit.’
‘Rechts, rechts, rechts. Blijven sturen. Sturen, sturen, sturen. Eennnn links, links, links. Ja, nog een beetje gas.’
Zucht.
‘Kijk eens even.’
Weer thuis legde ik dit stilleven vast. Autorijden en fotograferen gaat nou eenmaal niet zo goed samen.