spullen

Tegenover mij in de straat wordt een huis uitgeruimd. Eerst verschenen er twee containers naast de voordeur. Ze waren er ineens, zoals de krokussen langs de singel en de bloesem in de bomen. Twee vrouwen gingen van start. Ze deden het rustig aan, namen pauze in de zon. In het weekend rukte de rest van de hulptroepen aan. Als een kolonie mieren liepen ze in en uit, een heel leven binnenstebuiten kerend in de containers. Alles werd er compact ingepast, alsof het een potje Tetris was: boeken, een voetenbank, eetkamerstoelen, een schemerlamp. Matrassen, bijzettafels, kasten schilderijen.

Na een paar dagen klonk er een geluid alsof de wereld verging. Ik hoorde het in mijn kamer tweehoog achter, voelde het zelfs, de muren trilden ervan: een luide, echoënde knal. De containers werden op een trailer geladen. Na een paar uur stonden ze er weer, leeg. Zo gaat het nu al dagen. Eerst volgden nog meer ingewanden, daarna de huid van het huis: het behang, het tapijt. Inmiddels zijn ze bij het skelet aanbeland: vloeren, deuren en trappen. Alleen de muren blijven staan.

Laatst las ik ergens dat een gemiddeld woonhuis 300.000 objecten bevat. Sinds ik heb gezien hoe vaak die containers werden gevuld en weer geleegd, loop ik anders door de stad. Die voelt zwaarder nu ik weet hoeveel er achter iedere gevel schuilgaat – hoeveel voorwerpen, hoeveel massa.

Ook aan mijn kant van de straat vindt een verhuizing plaats. Over twee weken ga ik weg uit een huis dat wordt verkocht. Binnenkort worden er foto’s gemaakt. Dan moet het lijken alsof we er niet al zes jaar wonen. Alsof er niet zoveel jassen aan de kelderdeur hangen dat die niet meer dicht gaat. Alsof we geen kasten vol spullen hebben, en nog meer dan dat, waardoor die spullen onder het bureau belanden, achter het bed of in de gang. Alsof er geen huisgenoten zijn vertrokken die allerlei zaken hebben achtergelaten, waarvoor nu niemand zich verantwoordelijk voelt.

(Alsof ik niet op het punt sta hetzelfde te doen.)

Alsof ik niet middenin het proces zit waarbij ik mijn eigen leven binnenstebuiten keer, ieder object dat ik bezit sorteer: meenemen, verkopen, weggeven, doneren. Ik heb er geen container voor nodig, maar het scheelt niet veel. Alsof ik niet tegelijkertijd allerlei nieuwe spullen koop, niet van mij maar van ons dit keer. Ze stapelen zich op op de overloop, wachtend in verhuisdozen die ik straks nog even weg moet toveren. Voor de foto. Het meeste geld besteedden we aan een kast waar het allemaal in past – hopen we.

Meer van mij lezen? Je kan je onderaan deze pagina abonneren op mijn verhalen, zodat je ze in je mailbox ontvangt. Ik schreef ook een boek, ‘Niet bepaald sexy’, dat nu bij iedere boekhandel te bestellen is.

barbara

Toen ik een jaar of acht was, ging ik met mijn ouders naar The Lion King. Die musical begint met een zonsopgang op de savanne. Het toneel vult zich met giraffes, luipaarden en antilopes die een meerstemmig lied zingen, terwijl een immense oranje zon de hemel beklimt. Binnen een minuut moest ik huilen, omdat ik het zo mooi vond.

Hoewel muziek absoluut niet de kunstvorm is waar ik het meeste vanaf weet, treft het me wel vaak het meest direct. Zo ook vorige week. In het Concertgebouw zag ik Barbara Pravi, de Franse chansonnière die in 2021 tweede werd op het songfestival met het nummer Voilà. Ze maakte haar entree via de trap achter het podium, een spot volgde haar naar beneden terwijl ze haar eerste nummer zong. Ik kende het niet en kon haar ook niet verstaan – die avond wenste ik dat ik beter had opgelet bij Frans, in plaats van alleen de rare woorden te onthouden (‘beurre de cacahuète’) en mijn docent te neppen met een treffend accent.

(Sorry mevrouw Polderman.)

Toch waren er meteen tranen.

Dat zegt ongetwijfeld iets – van alles – over mij. Dat ik me graag laat meeslepen door langzaam aanzwellende muziek met een meerstemmig achtergrondkoor. Dat ik me verbonden voel met mensen die graag op blote voeten lopen, en bewondering heb voor degenen die dat doen op plekken waar het niet eens in me op zou komen. Dat ik alles in het Frans mooi vind klinken – al had ze de tekst op een fles shampoo voor ons gezongen. Dat twee dagen later mijn eerste boek zou verschijnen – iets wat in dit moment voor het eerst echt tot me doordrong, kijkend naar deze vrouw die zichzelf onbevangen blootgaf.

Toch weet ik zeker dat ik niet de enige was. Al verschilden onze redenen, het gehele publiek leek geraakt. Ze bracht ons samen, liet het regenen door ons te vragen om te klappen op onze dijbenen. ‘Roegendroepels,’ noemde ze het – een goed woord om in het Nederlands te kennen. We hielden collectief de adem in toen haar microfoon uitviel, zuchtten opgelucht zodra haar stem weer versterkt door de zaal klonk. We lachten toen een klein lied werd afgesloten met de drietoon van een telefoon, net toen de laatste klanken van de piano wegstierven. We zongen met haar mee, niet meerstemmig, maar wel met honderden stemmen.

Ik weet niet meer waar ik ooit hoorde dat een kunstenaar – een acteur, een cabaretier, een muzikant – iets moet komen brengen in plaats van halen. Zij kwam iets brengen – alles wat ze had. De luchtzoenen waarmee ze afscheid nam zond ze met zoveel energie de zaal in, dat ze met gemak het bovenste balkon haalden.