En hoe het is om met mij op vakantie te zijn.
Maand: augustus 2017
geloof uit een koektrommel
In Cambodja komt geloof uit een koektrommel. Een blauwe, van blik, gevuld met meters rood touw en een IKEA-schaar. Oude handen leggen vliegensvlug een fijne knoop, verlossen de overschotten aan het uiteinde met een knip. Ik benĀ #blessed – maar echt.
Een paar dagen geleden werd mijn geluk bezegeld door een monnik in een rolstoel. Ik bekeek zijn oranje gewaad terwijl hij zijn gebed uitsprak boven mijn pols, al het goeds samenbundelde in het draad.
(Hoop ik dan maar. Ik kon hem tenslotte niet verstaan.)
Maar ook de dagen ervoor voelde ik me best gezegend, terwijl we de tempels bekeken waar zo’n duizend jaar geleden al monniken leefden.
De dagen beginnen vroeg in Siem Reap. Het regenseizoen pauzeert, maar het water hangt in de lucht, laat je shirt aan je rug plakken. De duisternis brengt zowel rust als koelte met zich mee. En dus passeren we in de schemering de eerste tempelmuren. De meeste voor eeuwen vergeten, verdwenen, of vergroeid met de jungle. De immense bomen verraden de tijd – het verleden van deze stenen. Wortels omsluiten de muren, trekken ze los maar houden ze ook samen op hun weg naar de grond. Misschien is dit wat men bedoelt met ‘de kracht van de natuur’.
Het is bijna niet te bevatten, alles wat deze tempels overleefd hebben. Terwijl we in het westen nog in het donker leefden, floreerden hier de Khmer. Ze lieten hun sporen na in de vorm van beelden, met tekeningen in het steen. Het volk is al eeuwen verdwenen, maar hun cultuur bleef bewaard. Ten minste – ten dele. Niet alles bleef gespaard, onder invloed van oorlog, mos, de mens – zo’n stuk muur uit het jaar duizend doet het prima als salontafel.
Het land krabbelt op, na jaren van chaos – oorlog eiste honderdduizenden levens en talloze ledematen. Ouderen zijn hier zeldzaam. Nu oog alles vredig. Ik wissel eindeloze glimlachen – vaak omdat het de enige taal is die we gemeen hebben. Men oogt tevreden, met slechts een drijvend huis en een hangmat. Met eten, maar bovenal een familie om het mee te delen.
We blijven rijden, in een witte bus verder de binnenlanden in, door vlagen van benzine en citroengras. Groen zover ik kijken kan, slechts beperkt door bochten in de weg. De gele strepen op het wegdek zijn nog vers.
(Mocht je nou denken dat hier verder niemand was.)