Het was zo’n week waarin al mijn pennen opraakten. Dat lijkt bij mijn gehele etui-inhoud steevast simultaan te gebeuren. Als menstruerende nonnen in een klooster passen mijn pennen hun leegloop op elkaar aan.
Bij biologie bepaalden we onze bloedgroep. Dat wil zeggen, de klas minus mijzelf. Ik voelde niet de behoefte me te prikken met een naald, die dag, dus ik besloot ervan af te zien. Geconcentreerd druppelden klasgenoten antistoffen op glazen plaatjes. Met cocktailprikkers roerden ze hun bloed er doorheen.
Bij het opruimen was behoedzaamheid geboden. Het besmeurde glas werd door de docent ingezameld. Bloed van alle soorten kringelde door een gele teil. Daarin bevond zich een mengsel van dood en verderf, dat al wat nog leefde accuut onschadelijk zou maken. Mijn schone objectglazen vielen met een plons in het bloedbad.
Ik maakte rondjes op mijn telefoon. Ik bekeek Instagram, Facebook, Twitter, als ik goede zin had nog Magister – en dan begon ik weer van voor af aan. Maar na een x aantal rondjes valt er niets meer te refreshen. Dat betekent doorgaans dat ik iets nuttigs moet gaan doen – of een nieuwe app moet downloaden.
Op Facebook bleek innovatie te hebben plaatsgevonden. Naast het aloude liken kunnen we tegenwoordig ook loven, wowen en wat dies meer zij. Ik miste een ‘ok’ of ‘zal wel’ onder de nieuwe iconen. Maar misschien geef je dat signaal al af door simpelweg nergens op te klikken.
Het was een inconsistente week. ‘Inconsistent’ betekent ‘gebrek aan samenhang’ of ‘innerlijke tegenstrijdigheid’. Dat weet ik, want ik moest woorden leren voor een SO Nederlands. Ik heb geprobeerd er een aantal in dit stuk te verwerken – misschien onthoud ik ze dan een dag langer. Schrik dus niet als je plots ergens ‘jurisprudentie’ ziet staan (‘eerdere uitspraken over een juridische kwestie’).
Die woorden leerde ik via WRTS, een online overhoringsprogramma. Vraag me niet waarom, maar mijn gebruikersnaam is daar ‘Bob’. WRTS probeert leerlingen te motiveren doormiddel van geautomatiseerde kreten. ‘Heel goed, Bob,’ stond er dan op mijn scherm, ‘je bent er bijna!’ Of ‘Wat jammer Bob, geen voldoende. Leer deze woordjes nog maar een keertje.’ Er stond nooit: duurt lang, Bob. Geef jezelf een schop onder je kont, Bob. Terwijl ik dat juist wel had kunnen gebruiken. Het was namelijk een niksige week, waarin ik over vrijwel alles mijn schouders ophaalde. Niets had urgentie.
(Eén nacht heb ik zelfs mijn kastdeur open laten staan. Geen zin om er nog voor uit bed te komen. Het monster dat ’s nachts achter mijn truien woont zou me mogelijk in mijn slaap vermoorden, maar dat risico nam ik voor lief.)
Lukewarm is no good, zei Roald Dahl ooit, en ik kan het alleen maar met hem eens zijn. Als ik iets irritant vind, is het onverschilligheid. Bij anderen, maar des te meer bij mezelf. Dus kocht ik vanmiddag een paar nieuwe pennen bij de Hema. Je moet ergens beginnen.