Telkens weer zet ik stappen. Sommigen klein, anderen groot en allemaal belangrijk. Ze leiden me dichter naar waar ik wil zijn, brengen me steeds verder van waar ik was. Al is het maar door een stap terug te doen. Omdat het moet, omdat het kan. Omdat het mag. Van anderen, maar vooral van mijzelf.
Soms voelen ze als sprongen. Sprongen in het diepe, die ik maak zonder te weten waar precies ik terecht zal komen. Het geeft me een onrustig gevoel in mijn buik, alsof ik daadwerkelijk op het punt sta ergens over een randje te vallen. Maar telkens is de landing zacht. En die sprong in het diepe, blijkt er eigenlijk één vooruit te zijn.