Het publiek stroomde langzaam binnen. Ze kletsten, zochten een plekje. Bekeken de zaal. Bekeken ons. ‘Ons’ betekent hier twintig leerlingen die deelnemen aan het schooltoneel. Die zich hebben opgesteld voor het raamkozijn. Ze lachen. Omdat ze weten wat het publiek te wachten staat. En vooral ook omdat het publiek dat zelf nog niet weet.
Ik ben één van die leerlingen. De zaallichten doven, in mijn hoofd tel ik tot tien. Dan begin ik te lopen, heel langzaam. (Deels omdat dat moet, deels omdat ik als de dood ben om te vallen door de hoge hakken die ik draag.) Midden op het toneel blijf ik staan. Ik wacht. Kijk nog een keer veelbetekenend de zaal in. En ik begin.
‘Kijk.’
Dat was mijn eerste zin. ‘Kijk.’ Wat er volgt, is een stuk genaamd ‘Het moest maar eens gezegd worden’. En dat geeft eigenlijk behoorlijk goed weer wat er constant in gebeurt. Er worden dingen gezegd over zaken uit de maatschappij. Zaken waar wij het niet mee eens zijn. We komen in opstand tegen de volwassenen. Vervolgens nemen we hen mee naar het heden, het verleden en de toekomst om hen drie lessen te leren.
Onder het mom ‘het is ons feestje’, laten we het publiek zich constant verplaatsen, van lokaal naar lokaal. (Om diezelfde reden is de school gehuld in rook, liggen de gangen vol met tafels en stoelen en hangen er spandoeken voor de deuren.) Als de zoemer gaat is de les afgelopen en mogen de mensen even pauze houden. Of buitenspelen, als het weer het toelaat.
In die tijd moeten wij als een malle ons lokaal terugbrengen naar de originele staat. Dat houdt in: waterijsjes van de vloer halen, al het gesmolten ijs opdweilen, tientallen euro-biljetten bijeen rapen, de lippenstift van je mond (en soms neus) afboenen en zorgen dat je je eigen props weer bij elkaar hebt voor wanneer de volgende ‘klas’ komt. Ondertussen worden er dingen gezegd als ‘Ik ben een heel stuk vergeten te zeggen!’, ‘Oh god, dat was leraar X net, hij keek me heel raar aan!’ ‘Wie heeft mijn hakken kwijtgemaakt?’ ‘
‘Sssht, ze komen eraan!’
En dan gingen we weer. Drie keer op een avond, plus een gezamenlijke begin- en eindscène. Vanavond was de première, voor een uitverkochte zaal. We schreeuwden, renden, dansten en gaven alles wat we hadden, twee uur lang. Tenslotte bevestigde het applaus mijn vermoedens: het was goed gegaan.
En ik had ervan genoten. Van de voorbereidingen, van het wachten met een zenuwkriebel in mijn buik, van het enthousiasme van de groep. Van het spelen zelf, natuurlijk. En zelfs van het feit dat ik absoluut niet kon slapen die nacht, vanwege de aanwezige adrenaline. Maar dat maakte me dus niets uit – het was om een goede reden.