Ik stond te wachten. Het was koud, ik stond al eventjes stil. Wachten duurt altijd lang. Links van me viel er gelukkig wel iets te zien: een filmcrew was bezig met het maken van opnames. ‘Klaar? Actie!’ klonk het boven de stadsgeluiden uit, soms voorgegaan door ‘Hé! Kunnen jullie even doorrijden?!’ De meeste fietsers maakten zich verbaasd uit de voeten. Er was één jongetje dat het niets kon schelen wat er allemaal gaande was. Op zijn kleine fietsje racete hij over de stoepen. Vlakbij mij kwam hij tot stilstand. ‘Kijk, papa, hier ligt een schat!’ Ik keek op van m’n telefoon en zag een zuurstokroze kruis op de grijze stoep. ‘Maar, hier kan je helemaal niet graven!’ Het jongetje keek naar boven, alsof de schat misschien boven zijn hoofd zou hangen. Hij stapte van zijn fietsje en stampte een paar keer op het roze stukje stoep. De stenen weken niet uiteen, er begon geen helder licht te stralen. ‘Kom,’ sprak de vader een beetje ongeduldig, ‘we gaan.’ Hij duwde het jongetje zachtjes vooruit. Die keek nog één keertje achterom, teleurgesteld over dat roze kruis dat niets meer bleek te zijn. ‘En… Actie!’ klonk het aan de overkant. Het leven ging weer verder.