Maand: september 2015
DE WEG
Als middelbare scholier leid je een regelmatig leven. Na de zomervakantie krijg je een rooster dat, zeker in de bovenbouw, voor de rest van het jaar hetzelfde blijft. Vanaf dat moment zit je vast aan bepaalde clusters, klassen en uren. En zo verandert maandag als vanzelf in bètadag, woensdag in ‘die lange rotdag’ en donderdag in pretdag, met een kans op uitslapen en maar drie uurtjes les.
Door dat vaste rooster verloopt elke ochtend volgens eenzelfde routine. Hierdoor weet je na een week of twee weer dat je uiterlijk om 08.42 van huis moet vertrekken als je het tweede uur moet beginnen. Behalve als je 1.) les hebt van die ene docent die zelf altijd te laat komt 2.) het gevoel hebt dat de brug dicht zal gaan of 3.) Colette heet, want dan heb je altijd vijf extra minuten.
In de eerste klas (toen we nog het idee hadden dat we uiterlijk om 08.20 van huis moesten vertrekken) fietsten we dagelijks met een grote groep enthousiaste bruggers naar school. Dat was niet bepaald praktisch (wanneer er één te laat was, stonden er negentien te wachten), maar zo ging het nu eenmaal. Het was een gemengde club: kinderen van allerlei basisscholen, die nu in allerlei klassen terecht waren gekomen. Met z’n allen fietsten we de lange weg richting Eindhoven, de boekentassen gevaarlijk wiebelend op onze bagagedragers.
Alle middelbare scholieren gingen dezelfde kant op, het dorp uit, wat het ons-kent-ons-gevoel onderweg alleen maar versterkte. Je fietste langs de zussen van vrienden, de vrienden van broers, de zoons van de buurvrouw en de kinderen die je kende van allerhande sportclubs.
Iedereen had te maken met dat vaste schema. En zo kwam het dat je op maandag steevast werd ingehaald door een jongen die zelfs in de winter geen jas droeg. Op donderdag zwaaide je naar een vriendin van de basisschool, die op een hoekje stond te wachten. En wanneer je zag dat het meisje met die enorme rugzak voor je fietste, wist je dat je wat harder moest gaan trappen – zij kwam namelijk altijd te laat. Alleen fietsen was er niet bij – mocht het eens voorkomen dat je klasgenoten al op school waren, dan kwam je onderweg altijd wel iemand tegen die je kende.
Nu, vijf jaar later, zijn de schoudertassen vervangen voor leren shoppers. Er is geen sprake meer van een fietsclub van twintig mensen. Nog steeds stroomt de Eindhovense weg vanaf half acht vol met scholieren. Echter, het deel ervan dat ik ken is met de jaren kleiner geworden. De mavo’ers en havo’ers zijn weg en ook de oudere broers en zussen hebben hun eindexamens achter de rug. Zij kozen allemaal al een nieuwe route.
Er zijn nog wel wat bekende gezichten. De jongens die een keer zijn blijven zitten. Het stelletje dat steevast hand in hand rijdt. Het meisje dat zo ongelooflijk hard fietst dat ik me afvraag of ze niet iets met dat talent moet gaan doen. En dan zijn wij er.
Maar ‘wij’, zo vroeg ik me af, wie zijn dat eigenlijk nog? Vorig jaar fietste ik even vaak alleen als in gezelschap naar school. Kleine groepjes splitsten zich af, afhankelijk van roosters of de wens om op een ander tijdstip te vertrekken. (Om niet te zeggen: een steeds later tijdstip.) Maar op de terugweg waren we nog altijd samen: de meisjes uit Son. We bespraken weekendplannen, wiskundeproefwerken en de orde van alledag. Af en toe was het stil, doken we weg in onze capuchons vanwege regen of sneeuw.
Begin dit jaar verruilde ik mijn fiets voor een scooter. Elke dag rijd ik langs de jongens van de havo, het verliefde stelletje en het racemeisje. Soms haal ik mijn vriendinnen in, soms gaat één van hen bij me achterop. Ook wij gaan binnenkort onze eigen weg kiezen. Maar voor nu nemen we nog even die naar Eindhoven.