nog even over het ijs

Mijn broer belde, of we nog ergens schaatsen hadden liggen. ‘Het zou wel zonde zijn om nu niet te gaan,’ zei hij. ‘Wie weet wanneer het weer kan.’ Daar was ik het mee eens. Pas een uur later bedacht ik dat ik zelf misschien ook iets met die conclusie moest.

De volgende morgen stonden we om kwart over tien bij Loosdrecht op het ijs. Vanaf een steiger wiebelden we de plas op waar ik vorige zomer nog overheen had gevaren, in had gezwommen zelfs. Het groen-bruine water van toen was veranderd in een zwarte vlakte. Overal waren witte scheuren zichtbaar, als een gebroken raam dat elk moment uit elkaar kon vallen. Een stuk verderop trok een stoet mensen over het ijs.

‘Die kant op?’

‘Die kant op.’

En we vergaten de diepte.

Ik ging niet hard op mijn ijshockeyschaatsen, maar het gaf niets. Des te langer lukte het me om nergens over na te denken. Het was slechts doen, de ene voet en dan de andere, en kijken. Ik zag een vrouw met een kinderwagen, een man met een mitella. Ik zag een hond (en een drol), honderden meters van de kant verwijderd. We werden omgeven door een constante ruis van krassende ijzers – of was het toch krakend ijs? Dat eerste moest het zijn, besloten we.

Het was een jaar vol toch maar niet, niet voor mij, verstandig zijn. We doen het later. Maar inmiddels zijn er al zoveel laters voorbij, zoveel eindstrepen behaald zonder dat er daar veel anders bleek te zijn. En toen was daar het ijs, dat uitstellen niet toe zou laten. Een dag eerder nog breekbaar, een dag later misschien verdwenen. Maar voor nu konden we erop staan, en dat was genoeg. In ruil voor goed vertrouwen zou het water ons dragen.

Laat een reactie achter

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.