De lucht hang vol beloftes wanneer ik naar buiten stap. De nacht voelt zacht, doet me twijfelen of ik mijn jas wel nodig ga hebben. Voor de zekerheid dan. Op een rammelende fiets verlaat ik mijn stille straat, richting het centrum.
Het is donderdagavond, ik passeer plukjes studenten. Ze hangen in deuropeningen of op tafels die er normaal niet staan, nu wiebelend op de smalle stoepen. Een tweedehands bank, een vlekkerige zitzak, een koelkast, allerlei inboedel is naar buiten gesleept voor vanavond. Lege flessen, volle asbakken, nog een bodempje rosé in de glazen. Hun gesprekken gonzen me tegemoet, sterven langzaam weg als ik weer verder raas. Vanuit onzichtbare tuinen klinkt gedempt muziek.
Op het Domplein zitten de terrassen vol – met je ogen dicht vermengen tientallen stemmen zich tot een haast melodisch zoemen. De toren zwijgt – deze stenen luisteren, al honderden jaren.
Dit is de fase van drie keer per dag omkleden, omdat ’s ochtends nog onzeker is wat komen gaat. Er lijkt meer tijd te zijn – rondje stad, bioscoop, ijs na het eten, een feest. De temperaturen stijgen, de spontaniteit neemt toe. Net ontdekt, kaartjes over, last minute uitgenodigd, ik moest aan je denken. Zullen we nog even? Eentje dan, of twee, drie. De zon rekt onze dagen, nodigt ons uit er optimaal gebruik van te maken. Zie tegen haar maar eens nee te zeggen.