evolutie

Het was zondagavond en ik zat in de trein naar huis – van Brabant naar Utrecht, voor alle duidelijkheid. Ik noem allebei thuis, wat ik een goed teken vind, maar soms wil het nog wel eens verwarring veroorzaken. Broer Mart zat tegenover me, hij zou doorreizen naar Amsterdam.

Ik las een artikel voor de uni. Het was een paper over humor dat absoluut niet grappig was, vol zinnen die enerzijds voor de hand lagen en anderzijds niets leken te betekenen. ‘The third and perhaps most important indication that a statement should not be taken literally is the statement’s consistency with general normative expectations for the content and implications of information that is typically transmitted in social situations of the sort in which the statement is made.’ En dat dan dertig pagina’s – ik kon er niet om lachen. Er was dan ook niet veel nodig om afgeleid te raken. Een doeltreffende openingszin van de jongen rechts voor mij was voldoende.

‘Wat schrijf je?’ vroeg hij.

‘Brieven,’ antwoordde het meisje in zijn vierzitter.

Ze trok hiermee de aandacht van ons beiden.

Op haar schoot lag een collegeblok dat er net iets te slap uit zag om nog fijn op te kunnen schrijven. Al helemaal in de trein – ik gaf het haar te doen. De pagina die bovenop lag, was voor de helft met blauwe woorden gevuld.

‘Brieven naar wie?’ vroeg de jongen nieuwsgierig. ‘Als ik dat mag vragen.’ Enkel het topje van zijn hoofd kwam boven zijn stoel uit; donkerbruine, naar achter gekamde haren. Hij had een duidelijk hoorbaar accent, licht zangerig. Ik gokte op Boxtel.

Het meisje knikte. Zij zat wel binnen mijn zicht: een jaar of tweeëntwintig, haar bruine krullen deinden mee met de wissels. Ze gaven haar iets enthousiasts, bovenop de lach die ze gul tentoon stelde. Ze keek hem steeds recht aan.

‘Ik schrijf graag naar mensen die ik niet vaak zie. Vrienden van thuis. Je kan ook appen, natuurlijk, maar daar heb ik nooit zo’n zin in. Dan ga ik er liever even echt voor zitten.’

Aan het achterhoofd van de jongen kon ik zien dat hij onder de indruk was – dat hij met haar wilde blijven praten, dit meisje met deze romantische gewoonte. Hij had alleen geen echte vragen meer, dus spraken ze zo’n vijf minuten over niets.

Hij had getwijfeld of hij haar wel aan kon spreken, was dat niet raar. Nee joh, haha, dat mag toch gewoon. Hoe lang deed ze daarover, kreeg ze ook post terug. Ja hoor, al duurde het soms twee weken. Hoe lang werden die brieven dan. Nou, maximaal twee kantjes, anders moest ze een extra postzegel plakken. Oh ja, want hoe duur was zo’n postzegel nou tegenwoordig. Een euro, jeetje! Ja haha, dat was wel veel.

(Hier moest ik zelf ook over nadenken: je zal maar moeten betalen om met elkaar te kunnen praten. Direct daarna besefte ik dat dit nog steeds zo is: een telefoon- en internetabonnement kosten evengoed geld. De waarde van een appje is alleen minder direct zichtbaar. Niet best, misschien –  gaan we er daardoor steeds minder over nadenken, sturen we alleen nog maar onzin rond.

Ik dwaal af.)

Het leek helder dat hier een genadeloze flirt gaande was. Mart keek me hoofdschuddend aan. Hij zat met zijn rug naar hen toe, maar enkel hun woorden vertelden hem genoeg. Ik moest lachen omdat het er zo dik bovenop lag. De collectieve gedachte hing als een wolk in onze coupé: vraag haar nummer nou maar!

Het gesprek viel echter stil. Een prima moment om verder te gaan met je eigen zaken. Als ik haar was, had ik dat zeker gedaan (wat misschien de reden is dat mannen mij niet altijd aardig lijken te vinden. Maar dat is een ander verhaal.)

Zij vroeg verder. Wat hij dan deed op zijn telefoon.

‘Een beetje Netflixen. How I Met Your Mother.’

Hij leek niet gretig dit toe te geven  – je lijkt natuurlijk al snel een cultuurbarbaar naast iemand die nog pen en papier gebruikt. Hij poogde zich te herstellen.

‘Normaal lees ik in de trein,’ zei hij vlug.

‘Wat zoal?’

‘Momenteel Sapiens, van Harari. Ken je het?’

Ze kende het niet.

‘Het gaat over de geschiedenis van de mens. Het klinkt misschien saai, maar het is echt leuk geschreven. Het is een goed boek, een wereldwijde bestseller.’

Ik begreep dat hij haar wilde overtuigen van zijn goede smaak, maar hij begaf zich op glad ijs als je het mij vroeg. Het klonk haast alsof hij haar verweet dat ze Sapiens niet kende. Zij zat er niet mee, bleef lachen.

(Later zou blijken waarom dit boek niets voor haar was.)

‘Wat studeer je eigenlijk?’ vroeg de jongen, die blijkbaar genoeg moed had verzameld om een nieuw gespreksonderwerp aan te snijden.

‘Geneeskunde,’ zei het meisje.

‘Ah, dat doet mijn vriendin ook.’

Wat?!

Mart en ik keken elkaar gealarmeerd aan. Dit was niet hoe dit hoorde te gaan! Wij hadden het al uitgestippeld: ze zouden nog twintig minuten doorkletsen, dan zou één van hen de trein moeten verlaten. Hij zou ofwel te laf zijn, haar laten gaan en daar de rest van zijn leven spijt van hebben. Of hij zou blozend haar nummer vragen. Binnen een week zou er een date plaatsvinden, waarna ze een maand of twee later een relatie zouden starten, zich over vier jaar verloven, trouwen, een labrador nemen en 2,1 kinderen krijgen. Ze zouden in Brabant gaan wonen, want daar kwamen ze allebei vandaan. Wij waren de getuigen geweest van een pril begin.

Maar het liep dus anders. Hoewel wij geschokt waren door de wending van het verhaal, gaf het meisje geen kick. Ze praatte verder over triviale zaken. Ik schakelde uit. Ander kanaal –  ik ging bij mezelf te rade. Wat zei deze foutieve interpretatie over mij? Zocht ik te veel achter gewone vriendelijkheid?

Het duurde wel even voor ik mezelf herpakt had. Het humorloze artikel lag me nog steeds vanaf mijn schoot aan te staren, maar een opmerking van het meisje lokte me weer terug het gesprek in.

‘Het geloof betekent nog steeds wel veel voor me, ja.’

De jongen knikte. ‘Oké. Ja, ik ben ook wel gelovig opgevoed. Tenminste, ik heb mijn communie gedaan.’ Het klonk niet als iets wat van groot belang voor hem was geweest, maar nu in ieder geval mooi was meegenomen. Maar waarom? Hij hoefde toch geen indruk meer op haar te maken? Wilde hij dat elke treinreiziger hem aardig vond?

‘Kan je je dan wel vinden in de evolutietheorie?’ vroeg de jongen aan haar, ongetwijfeld terugdenkend aan Harari.

Deze vraag kreeg ze vaker. ‘Ik ben het er deels mee eens,’ zei ze zelfverzekerd. Hij leek daar tevreden mee.

Gelukkig waren we in Utrecht. Ik zei Mart gedag en haastte me de trein uit. Binnen vijfentwintig minuten hadden deze twee vreemdelingen elkaar leren kennen en samen de oorsprong van het leven bevraagd. Ik had weer genoeg om over na te denken.

Laat een reactie achter

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.