Afgelopen weekend was ik in Eindhoven om een verjaardagscadeau uit te zoeken. Bij de Bijenkorf dronk ik op de tweede koffie (thee) met m’n moeder, daarna daalden we af naar de damesmode op de eerste verdieping. Ongeveer een minuut liep ik rond tussen de nepsneeuw en afgeprijsde kerstglitterjurken, toen het gevoel me bekroop dat ik verdwaald was. Niet écht – ik wist heus wel waar ik was en kon over de rekken heen de winkel overzien. Het was eerder alsof alle merken verplaatst waren en ik me er daardoor niet op een vanzelfsprekende manier tussendoor kon manoeuvreren. Na nog eens twee minuten onrustig ronddolen viel mijn blik op de roltrap en bedacht ik me: ik ben van boven gekomen. Meestal kom ik vanaf de begane grond deze verdieping op. De roltrap kwam nu uit aan de andere kant en daarom was ik in de war. Toen ik dat besefte, klopte de wereld weer en kon ik verder met mijn leven.
Dat ik geen richtingsgevoel heb, is geen nieuws voor mij. Ik gedij bij kaarten, omschrijvingen en apps – met intuïtie kom ik nergens. Waar andere mensen blijkbaar over een gave beschikken om zich als vanzelfsprekend van A naar B te verplaatsen, moet ik er altijd hard over nadenken. Ik moet een stad of gebouw actief begrijpen, dan pas kan ik er iets mee. Dat is ook de reden waarom ik in Brabant niet zo ver kom en in Utrecht wel. In Eindhoven heb ik van kinds af aan achter anderen aangehobbeld die wel de weg wisten. Mijn studentenstad heb ik zelf leren kennen en kan ik visualiseren als een kaart in mijn hoofd, waarop ik mijn routes kan uitstippelen.
(Zo ontdekte ik dat de singels een – nogal misvormd – hartje vormen, wat zeker helpt in het proces.)
In de kerstvakantie las ik de autobiografie van neuroloog Oliver Sacks, een wijze man die met veel liefde over zijn patiënten schrijft. Nieuwsgierig naar meer begon ik aan zijn boek ‘De man die zijn vrouw voor een hoed hield’. Hierin beschrijft hij patiënten met de meest bizarre aandoeningen. Een man die zijn eigen linkerbeen niet meer herkent en dit vreemde been ’s nachts steeds uit bed duwt (met alle gevolgen van dien). Een man die gezichten ziet in voorwerpen en voorwerpen in gezichten. Een vrouw die van de ene op de andere dag in elkaar zakt en haar lichaam alleen nog rechtop krijgt wanneer ze het constant met haar ogen in de gaten houdt. Sacks bespreekt hierbij het begrip ‘proprioceptie’. Hij noemt het ook wel het zesde zintuig. Het is de ervaring van het eigen lijf, dat we weten waar het materiële ‘ik’ begint en waar ‘de rest’ eindigt. Met deze proprioceptie houden we ons lichaam constant (maar onbewust) overeind.
Na het voorval in de Bijenkorf bedacht ik me: zou ‘richting’ eigenlijk ook zo’n verborgen zintuig zijn? Een onbewust kompas dat in ieders lijf aanwezig is, maar dat bij mij kuren vertoont? Het kan toch niet zo zijn dat enkel onze hersenen ons richting geven. Ook gedachteloos komen we vaak op de juiste plekken terecht. Denk aan het moment dat je een winkel uitloopt en direct de goede kant uitslaat om je weg te vervolgen.
(Ook bij vrienden en familie is mijn gebrek aan richting bekend. Mensen die met mij gaan winkelen hebben dan ook de neiging op me te letten wanneer ik een pand verlaat, om me vervolgens liefkozend uit te lachen, wanneer ik vol vertrouwen de verkeerde kant op loop.)
Ik stel me voor dat het zo rond je navel zit, die richting, als een magneet die je de goede kant op gidst. Het zou goed nieuws voor mij zijn, aangezien de polen van een magneet gewisseld kunnen worden. Misschien staat die van mij al jaren verkeerd ingesteld. Tot dat opgelost is, moet ik het van mijn hersenen hebben. Pas als ik actief en bewust visualiseer, kan ik de ruimtelijke oriëntatie van plaatsen ten opzichte van elkaar snappen en zo de wereld tot een logisch geheel denken – voor zover dat vandaag de dag nog mogelijk is.
[…] wie doet er tegenwoordig nog aan pinnen? Op de terugweg sloeg ik een straat te vroeg rechtsaf. Wanneer je leeft zonder richtingsgevoel, ontdek je vanzelf dat dit je op verrassende plekken kan brengen. Ook nu ging ik er maar gewoon in […]