kringeltjes

fullsizeoutput_e45

Met het studentenleven is ook het academisch jaar gestart. Mijn entree op de uni gaat gepaard met schoolse taal: woorden gevormd op toetsen, met het oog op tentamens. Mijn vingers struikelen achter mijn oren aan, pogen een samenhangend verhaal te typen in Calibri elf.

Academisch schrijven luistert nauw. Toen ik mijn eerste opdracht terugkreeg, bleek die verworden tot een opeenstapeling van rode wolken in de kantlijn. Ze bevatten commentaar in kleine letters, maar dat maakte het niet minder pijnlijk. ‘Verkeerd voorzetsel,’ ‘geen goed Nederlands’, of gewoon ‘duh’. ‘Leuke manier van opmaken, maar het is toch nodig dat je de juiste notatie gebruikt.’ Oeps. Ik dacht door te hebben hoe je een degelijk stuk schrijft, maar die hoop is enigszins vervlogen. Woorden als ‘bepaald’ en ‘men’ zijn uit den boze. En een zin is geen alinea.

Ben ik even blij dat die regels niet heilig zijn.

Niet hier. Dit is mijn domein, waar woorden geen zin hoeven te hebben. Hier hebben verzonnen termen een kans, fungeren rode kringeltjes als felicitatie voor creativiteit. Hier kan ik de diepte in staren tot de zinnen in mijn hoofd neerdalen, soms als dwarrelend dons, soms als plotse hagelstenen aan het einde van een zonnige dag.

Gun me inkt vol woede – harde woorden die nog pagina’s ver doordrukken. Dromerige passages, zinnen als wolken die langzaam voorbijdrijven als je ze niet op tijd vangt. Sporadisch gedecideerde letters wanneer ik weet wat ik vertellen wil.

Of een verhaal zonder echt einde.

Verder heb ik het naar m’n zin op de universiteit, hoor! En die feedback is top, want je mag daarna je werk verbeteren voordat je een cijfer krijgt. Om de eerstejaars-stress weg te nemen, denk ik. Helemaal fijn. Maar ik was er wel aan toe een verhaal te vertellen in niet-precies-driehonderd woorden.

liefs uit utrecht

IMG_9488.JPG

Het bleek lastig te schrijven over de laatste stad, terwijl ik er zelf niet was. Nu dan echt: over het leven in Utrecht.

Het leek allemaal opnieuw te beginnen, na de zomer. Ergens half augustus bracht de bus me door het centrum naar huis. De stad barstte uit elkaar, stromen studenten domineerden de straten, vormden de oorzaak van veel gezucht en getoeter – op wielen was er geen doorkomen aan. Beter lopen dus, manoeuvrerend tussen UIT-rugzakken vol folders die in een hoek zouden belanden tot ze nodig bleken – om dan verdwenen te zijn.

(Zo ging het tenminste bij mij.)

Al deze introductie-opwinding voelde deels nostalgisch, anderzijds maakte ik er opnieuw  deel van uit: eerstejaars op de uni, sjaars bij een vereniging. Alsof het studentenbestaan nu écht gestart is, na een gestaakte eerdere poging.

Een nieuw begin, maar een vertrouwd recept voor de eerste weken: vele ongemakkelijke voorstelrondjes, veel bier en het gevoel dat de stad van mij is – er voor mij is, als inmiddels vertrouwd decor waarin mijn voordeur zich bevindt.

Daarachter is veel hetzelfde gebleven: de gang ruikt nog steeds naar een mengeling van stofzuiger en het eten van gisteravond, dat eten is nog steeds een mengeling van geslaagd en niet-geslaagd. Er zijn filmavondjes, baalochtendjes en middagen waarop de keuken verandert in een bibliotheek, de tafel bedolven onder boeken, laptops gevaarlijk gepositioneerd tussen mini-sloten thee.

(Wel nieuw: twee huisgenoten en een citroengeranium. De vetplant op mijn kamer heeft de zomer niet overleefd.)

IMG_0415.JPG

Ik verliet de stad voor twee intro’s in het hoge noorden. Die van m’n studie was roze gekleurd, vol wespen, op een zolder vol krakende stapelbedden. De avonden waren voor themafeestjes. De ander was in een weiland en op het water – ontbijt aan lange tafels na een bootcamp in de sloot: zo’n honderd aspiranten met een slaperige blik en een opblaasdier om negen uur in de morgen. Daarna zeilend het water op, al moesten we ook daar soms blazen – maar de komende jaren zal de wind nog vaak genoeg voor ons waaien. ’s Avonds zingen en dan feest – altijd feest. Ten slotte wat verloren uurtjes bevroren in een hoekje van een legertent.

Met een hardnekkige kuch verscheen ik dus in college, niet geheel voorbereid op het feit dat ik, na een jaar mijn eigen gang gaan, opeens weer informatie in en uit mijn hoofd moest navigeren.

(Maar geef toe: een zin als ‘Bij de hexameters van Homerus zijn de metrische condities veel stringenter dan bij het Middelnederlandse heffingenvers!’ moet jij ook twee keer lezen.)

Ik beklom een zeephelling met een ei in mijn hand, maakte een presentatie over ‘De twaalf apostelen op de pijlers de Dom’, stond midden in de nacht voor een gesloten deur, zong karaoke op een boot, las een tekst in Middelnederlands, liet impulsief mijn oren piercen, vaarde achteruit op een surfplank, genoot van mijn herwonnen studenten-ov, leerde zeker honderd namen en vergat ook zeker de helft. Het is week twee.

Misschien is dat de reden dat dit stuk op zich liet wachten: iets te druk met leven om erover te schrijven.

Dat was ‘m dan, de laatste stad! Als je wilt kan je hier de stukjes over Eindhoven, Amsterdam en Rotterdam teruglezen. Er volgt vast wel weer een nieuwe reeks/willekeurige column/video/fotoreportage – ik weet alleen nog niet wanneer. Mocht je op de hoogte willen blijven, dan kan je m’n Facebookpagina liken of je inschrijven voor een automatisch mailtje via de knop hier rechts. Liefs!