‘Hoe zal ik lachen? Mond open of dicht?’
‘Haren over mijn schouders of op mijn rug?’
‘Zal ik mijn jasje aanhouden?’
‘Shit! Dit shirt valt helemaal weg tegen achtergrond!’
‘Milau? Miloe? Ja, ga maar zitten. Oh, ik zou inderdaad nog even iets aan je haar doen, hoor. Even een stukje draaien. Schouders recht. Say cheese! Nee, ik wil echt die tandjes zien! Jaaa, zo ja. Nou, dat was ‘m weer, hoor. Volgende!’
(Over de schouder van de fotograaf wierp ik een blik op de net gemaakte foto. Ik verwachtte gesloten ogen of iets tussen mijn tanden, maar het viel me alles mee. Hij was het niet met me eens. ‘Hmmm,’ mompelde hij, terwijl hij vertwijfeld naar het scherm keek. ‘Nou ja. Oké dan.’ Oké dan. Daar moest ik het mee doen. Naar mijn idee impliceerde het: eigenlijk sta je er niet al te best op, maar veel beter zal het toch niet worden.)
‘Inschuiven, jongens! Inschuiven! En jij daar rechts! Ja, jij, groen shirt! Jij mag hier vooraan komen liggen. Jawel. Dat kan me niet schelen. Hoppa. Hé, jullie zitten helemaal niet in deze klas! Willen jullie heel snel van die stoelen afkomen?! Oh, en dat meisje daarboven. Die rode! Even wisselen met je buurvrouw, want ik zie alleen je voorhoofd. Nou, daar komt ‘ie, hoor. Drie, twee, één… Lachen!’
Braaf rechtten wij onze schouders en forceerden we een glimlachje. Oh het leed, dat de schoolfoto heet.